WAT:vertel wat de leerling moet doen bijvoorbeeld opdrachten maken.
HOE:
samenwerken, met oortjes, zelfstandig zonder te praten.
TIJD:
hoe lang mag je er over doen. Je kan de klok verplaatsen naar HOE ze moeten werken.
KLAAR:
Wat kan de leerling doen als hij of zij klaar is.