Werkwoordspelling Quiz - 2F

AFSPRAKEN

- Je hebt je jas uit en je tas is van tafel.
- We eten niet in de klas.
- Telefoon (en evt. oortjes) gaat in je tas.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolMBOvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

AFSPRAKEN

- Je hebt je jas uit en je tas is van tafel.
- We eten niet in de klas.
- Telefoon (en evt. oortjes) gaat in je tas.

Slide 1 - Slide

WAT GAAN WE VANDAAG DOEN?
  1. Werkwoordspelling opfrissen
  2. Presentaties + uitleg
  3. Planning maken + beoordelaars
  4. Opdracht 1 en 2
  5. Taaldossier
  6. Huiswerk

Slide 2 - Slide

Ik ga vandaag zwemmen.
Zwemmen is een..
A
Persoonsvorm
B
Heel werkwoord
C
Voltooid deelwoord

Slide 3 - Quiz

We hebben bij dat reisbureau informatie gekregen.
hebben is......
A
persoonsvorm
B
heel werkwoord
C
voltooid deelwoord

Slide 4 - Quiz

Damian heeft kaartjes voor de film gereserveerd.
gereserveerd is een:

A
Persoonsvorm
B
Heel werkwoord
C
Voltooid deelwoord

Slide 5 - Quiz

Ik ga morgen wandelen.
Wandelen is een..
A
Persoonsvorm
B
Heel werkwoord
C
Voltooid deelwoord

Slide 6 - Quiz

Welke vorm?

Ik ZIT op muziekles.

A
stam
B
stam + t
C
hele werkwoord
D
infinitief

Slide 7 - Quiz

Welke vorm?

Jullie WILLEN vakantie.

A
stam
B
stam + t
C
hele werkwoord
D
infinitief

Slide 8 - Quiz

Welke vorm?

Jij VINDT popmuziek mooi.

A
stam
B
stam + t
C
hele werkwoord
D
infinitief

Slide 9 - Quiz

Welke vorm?

BLIJF jij bij mij eten?
A
stam
B
stam + t
C
hele werkwoord
D
infinitief

Slide 10 - Quiz

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het werkwoord?
A
snapt
B
de
C
leerling
D
slimme

Slide 11 - Quiz

Vul aan:

Die ..... (verbranden) barbecueworstjes moet je niet meer eten.
A
verbrande
B
verbrandde
C
verbranden
D
verbrandden

Slide 12 - Quiz

Hoe spel je de verleden tijd enkelvoud van het werkwoord 'deleten'?
A
deleette
B
delete
C
deletete
D
deletede

Slide 13 - Quiz

Kies het juiste werkwoord:

"De directeur ... het gebouw."
A
verlaadt
B
verlaad
C
verlaat

Slide 14 - Quiz

Ik ga nu aan het werk met mijn opdrachten.
De persoonsvorm is:
A
aan het werk
B
ga
C
opdrachten

Slide 15 - Quiz

PRESENTEREN
Wat is een spreekdoel?

Slide 16 - Slide

PRESENTEREN
  • Informeren
  • Instrueren
  • Overtuigen

Slide 17 - Slide

TAALGEBRUIK
FORMEEL 
OF 
INFORMEEL??

Slide 18 - Slide

INFORMEEL
(vrienden, familie etc.)

  • Schatje 
  • Lieve 
  • Yo coach 
  • Thnxs 
  • Groetjes, see you 

FORMEEL
(instanties)

  • Geachte 
  • Beste 
  • Gebruik u / uw i.p.v. je of jullie 
  • Dank u wel 
  • Met vriendelijke groet 

Slide 19 - Slide

OPDRACHT PRESENTATIE
  • Presentatie duurt 4 - 6 minuten
  • Onderwerp
  • Inleiding
  • Middenstuk
  • Slot
  • Vragen?
  • Beoordeling? Zie bladzijde 129

Slide 20 - Slide

HUISWERK
  • OPDRACHT 8 T/M 12 UIT WERKBOEK (VANAF BLZ. 122)
  • VIA STARTTAAL ONLINE: 
    -> WERKWOORDSPELLING VERLEDEN TIJD

  • VOLGENDE WEEK HEEFT IEDEREEN EEN ONDERWERP GEKOZEN!

Slide 21 - Slide