1 v B4 zinsdelen lijd.vw/meew.vw

1 v zinsdelen lijd.vw/meew.vw
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

1 v zinsdelen lijd.vw/meew.vw

Slide 1 - Slide

Vorige les

Spreekwoorden en uitdrukkingen 
(overzicht in It's Learning)

Nog vragen voor de SO van a.s. vrijdag?

Slide 2 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
Verder met grammatica zinsdelen
Redekundig ontleden grammatica B4

Lijdend voorwerp & meewerkend voorwerp

Theorie & opdrachten maken
Tijd over? lezen leesboek

Slide 3 - Slide

Doel van de les
Aan het einde van deze les:

- Weet je (weer) hoe je een lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp kunt herkennen in de zin


Slide 4 - Slide

Zinsdelen tot nu toe..
zinsdeelstrepen

persoonsvorm

onderwerp

gezegde (werkwoordelijk & naamwoordelijk)

Slide 5 - Slide

handelt
ondergaat
handeling
ontvangt 
lijdend v.w.
bepaalt
(alleen bij werkwoordelijk gezegde)

Slide 6 - Slide

Lijdend voorwerp
- Hoeft niet in de zin te staan;
- In een zin met een naamwoordelijk gezegde staat nooit een LV
- Een LV begint nooit met een voorzetsel

vb. Deze aap wil altijd een gouden ring dragen.
Lijdend voorwerp: 'een gouden ring'-> ondergaat de handeling

Slide 7 - Slide

LIJDEND VOORWERP


Tim | graaft | een kuil.


Wat graaft Tim? Tim graaft een kuil.


lijdend voorwerp = een kuil

voorbeeld 2
ow
wwgez

Slide 8 - Slide

LIJDEND VOORWERP


De speler | roept | de grensrechter.


Wie roept een speler? De speler roept de grensrechter.


lijdend voorwerp = de grensrechter

voorbeeld 3
ow
wwgez

Slide 9 - Slide

LIJDEND VOORWERP


Elin | vertelt | een verhaal.


Wat vertelt Elin? Elin vertelt een verhaal.


lijdend voorwerp = een verhaal

voorbeeld 3
ow
wwgez

Slide 10 - Slide

Meewerkend voorwerp

Slide 11 - Slide

Meewerkend voorwerp (mv)
- Hoeft niet altijd in een zin te staan;

- Een MV is bijna altijd een mens of een dier;

- Controleer of je aan/voor kunt weglaten of kunt toevoegen.

Meewerkend voorwerp (mv)

Slide 12 - Slide

Meewerkend voorwerp (mv)
Wat | heeft | de advocaat | jou | verteld?
Pv: heeft
Ow: de advocaat
Wg: heeft verteld
Lv: wat
Mv: jou

Wie is de ontvanger?
Meewerkend voorwerp (mv)

Slide 13 - Slide

Meewerkend voorwerp (mv)
Ik | wilde | mijn lieve nicht | een puppy | geven
Pv: wilde
Ow: ik
Wg: wilde geven
Lv: een puppy
Mv: mijn lieve nicht 


Wie is de ontvanger?

Meewerkend voorwerp (mv)

Slide 14 - Slide

Even oefenen (6 vragen)

Slide 15 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

"Bruno laat zijn hond uit."
A
Bruno
B
laat
C
zijn hond
D
uit

Slide 16 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

"Liet Mats de bus voor zijn neus wegrijden?"
A
Mats
B
de bus
C
voor zijn neus
D
wegrijden

Slide 17 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?

"Sophie doet jou de groeten"
A
Geen meewerkend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 18 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

"Straks gaat de buurman zijn zoon naar school brengen."
A
Straks
B
de buurman
C
zijn zoon
D
naar school

Slide 19 - Quiz

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is "aan de leraar" voor zinsdeel?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 20 - Quiz

"Wie heeft mijn scooter gerepareerd?"

mijn scooter =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 21 - Quiz

Aan de slag
Maken: B4 opdracht 1 & 2 op pagina 106.

-> denk goed aan de volgorde van de stappen van ontleden: 
zinsdelen maken, persoonsvorm, gezegde, onderwerp, lijdend v.w., 
meewerkend v.w.


Klaar? lezen in je leesboek
timer
1:00

Slide 22 - Slide

Doel van de les


Aan het einde van deze les:

- Weet je hoe je een lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp kunt herkennen in de zin


Slide 23 - Slide

Volgende les
Donderdag
Geen les i.v.m. rapportvergaderingen

Vrijdag
Nakijken opdrachten
Formatief SO spreekwoorden
(alleen leesboek & je schrift mee. Kernboek mag thuisblijven!)

Slide 24 - Slide