Adjectieven

    Ik ga op reis en ik neem mee...
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

    Ik ga op reis en ik neem mee...

Slide 1 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord-adjective
The car is fast. De auto is snel.
The fast car-de snelle auto
The girl is pretty. Het meisje is mooi.
a pretty girl-het mooie meisje

Adjectives tell us how something is. They give extra info about the noun that is behind it.

Slide 2 - Slide

Adjective +e in front of noun 
De mooie rozen

When the adjective is in front of the noun you add an -e behind the adjective. 

Slide 3 - Slide

Spelling of the adjective
After a short vowel the consonants double:

De jurk is wit.
de witte jurk
Het boek is dik.
het dikke boek

Slide 4 - Slide

With a long vowel followed by a consonant you drop one consonant:
Het huis is groot.
het grote huis
De was is droog.
de droge was

Slide 5 - Slide

When a word ends with an -f it turns into -ve
De man is doof.
De dove man

And -s turns into  -ze
De vrouw is boos.
De boze vrouw

Slide 6 - Slide

Voorbeelden

Slide 7 - Slide

MAAR!!!!

Een mooie roos (de roos)

Een mooi huis (het huis)

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide