Klas 2, par. 1.6: Laag-Nederland

Klas 2: par. 1.6 - Laag-Nederland
1 / 15
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Klas 2: par. 1.6 - Laag-Nederland

Slide 1 - Slide

  1. Je weet welke maatregelen de mens in Laag-Nederland heeft genomen om zich tegen het water te beschermen.
  2. laag-Nederland is opgevuld met veen en klei.
  3. Je kunt met behulp van een foto of topografische kaart aanwijzen of een landschap in Hoog- of in Laag-Nederland ligt.
Leerdoelen
Planning
  • Zelfstandig volgen van de uitleg
  • Opdrachten par. 1.6 maken

  • Klaar: verder werken aan de topografie van de wereld

Slide 2 - Slide

Hoog-Nederland en 
Laag-Nederland
Nederland kunnen we in tweeën delen: 
het deel dat zonder dijken zou overstromen en het deel dat wel droog is.

Laag-Nederland = het deel dat onder de zeespiegel ligt (paars)
Hoog-Nederland = het deel dat boven de zeespiegel ligt (groen, geel en bruin)

*Zeeland en het noorden van Friesland en Groningen rekenen we ook bij Laag- Nederland

Slide 3 - Slide

Nederland na de IJstijd
Net na de IJstijd zag het huidige Nederland eruit als op de linker afbeelding.

Nederland was toen bedekt met een laag zand, dat werd meegenomen door een aantal rivieren die door Nederland heen stroomde. In het midden, noorden en oosten van Nederland zie je de stuwwallen liggen die door de gletsjers zijn gevormd.

De Noordzee was er op dat moment nog niet. Dit zeewater bevond zich namelijk in het gletsjerijs in Scandinavië en Schotland. Deze gletsjers begonnen vanaf 10.000 v. Chr. langzaam te smelten en de zeespiegel begon dus langzaam te stijgen.

Slide 4 - Slide

Nederland na de IJstijd
Op de linker afbeelding is te zien dat de zeespiegel is gestegen. Daar heeft het wel meer dan 3.500 jaar over gedaan, wat aantoont hoe langzaam deze zeespiegelstijging plaats vond.


zandbanken
Belangrijk zijn de zandbanken die werden gevormd door de stroming van het zeewater en daarmee de sedimentatie van zand. Deze zandbanken werden uiteindelijk zo hoog dat hier bovenop de eerste duinen zijn ontstaan. 
Zo zijn er duinen ontstaan links van waar nu Texel ligt
En de zandbanken bij dit vergrootglas zullen later de duinen van Zuid-Holland vormen
waddenzee
De zandbanken hielden het zeewater tegen, waardoor er geen constante zeestroming meer was. Alleen bij vloed (hoogwater) stroomde het zeewater het gebied in en bij eb (laagwater) er weer uit. Er ontstond zo een waddenzee, waar water vaak stil stond. Doordat er zo weinig stroming plaats vond, was hier veel sedimentatie van (zee)klei. Het zand was immers al gesedimenteerd op de zandbanken en enkel het fijne klei werd tijdens vloed nog meegenomen door de zee.
In een waddenzee is er zo veel sedimentatie dat dit zeeklei tijdens eb op plekken zelfs boven de zeespiegel uit komt. Deze plekken staan dus alleen bij vloed onder water.

Slide 5 - Slide

Nederland na de IJstijd
Een paar duizend jaar later is de zeespiegel nog verder gestegen. Maar zoals te zien is, is deze stijging heel erg klein. De invloed van de zee neemt dus af, en de invloed van de rivieren wordt belangrijk.

Moeras-/veengebieden
Na verloop van tijd nam de sterkte van de zeespiegelstijging af. De zeestroming werd zo zwak, dat de invloed van het rivierwater groter was, dan de invloed van het zeewater. Hierdoor werd het water zoeter en konden er planten gaan groeien op de dikke lagen zee- en rivierklei. (Planten kunnen namelijk niet groeien in zout water)
Er ontstonden grote moerasgebieden die ook wel veengebieden worden genoemd.

Slide 6 - Slide

Nederland na de IJstijd
De duinen op de zandbanken werden hoog en sloten zich. Hierdoor verdween de invloed van het zeewater en konden de veengebieden zich uitbreiden over grote delen van Laag-Nederland.
Veengebieden
De duinen werden door sedimentatie van zand nog hoger en sloten zich zelfs. Omdat er geen openingen meer waren konden ze al het zeewater in grote delen van Nederland tegenhouden. Oftewel, er stroomde geen zout water de moerassen meer binnen.
Hierdoor werd het water in moerassen zoet en konden planten in grote aantallen gaan groeien. De veengebieden begonnen zich uit te strekken over grote delen van Laag-Nederland dat achter de duinen lag.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Planten sterven af, zijn afgesloten van zuurstof en kunnen daarom niet wegrotten. Ze vormen een laag dode planten.
Dode planten beginnen zich als lagen op te stapelen.
Bovenop de lagen dode planten gaan nieuwe planten groeien. Deze zullen ook weer sterven en een nieuwe laag vormen.
De lagen dode planten blijven opstapelen totdat er een dik pakket met niet-weggerotte planten overblijft. Dit dikke pakket noemen we veen.
Gebieden stromen vol met zoet water

Slide 9 - Drag question

Terpen
In Laag-Nederland overstroomde het land regelmatig. Het gebied ligt immers onder de zeespiegel. Om deze reden werden huizen op heuvels gebouwd.
Deze heuvels werden zelf gemaakt door klei, zand en ook afval op een grote heuvel te gooien. Wij noemen deze heuvels terpen.

Zoals je op de afbeelding ziet kan een gebied overstromen bij hoog water, maar ben je veilig op een terp. Vooral kerken en huizen van rijke mensen op terpen gebouwd (want zo'n heuvel laten maken kost natuurlijk wel veel geld).

Slide 10 - Slide

Dijken
Jarenlang woonden mensen in dorpen op terpen. Totdat de dijk werd uitgevonden. Nu werd niet alleen een heuvel beschermd tegen hoogwater, maar zelf een heel dorp en ook het landbouwgebied er achter.

Sinds de uitvinding van de dijk zijn terpen overbodig geworden. Vaak zie je ze nog wel in het landschap, want dan zie je een kerk op een heuvel liggen in een dorpje dat langs een rivier ligt. Maar tussen de rivier en het dorpje loopt dan ook een dijk en die houdt het water al tegen.

Slide 11 - Slide

Sedimentatie buitendijkse kant
De uitvinding van de dijk had nog een ander invloed, naast enkel het beschermen tegen hoogwater. Mensen zagen dat er aan de kant van het water waartegen de dijk beschermd (de buitendijkse kant), dat daar veel sedimentatie van klei plaats vond. Logisch ook, want het water remt af tegen de dijk, dus vindt er sedimentatie plaats.

Deze sedimentatie was echter zó groot, dat dit na verloop van tijd boven de zeespiegel uit kwam en dat er dus nieuw land werd gevormd. De mensen in het gebied bouwden vaak een nieuwe dijk als het land hoog genoeg was, zodat ze dit nieuwe land konden gebruiken voor akkers.

En de nieuwe dijk, die beschermde opnieuw tegen de zee. En opnieuw vond er dan weer sedimentatie plaats...

Slide 12 - Slide

Landwinning aan de buitendijkse kant
In de afbeelding is te zien hoe er telkens land bij is gekomen door de bouw van dijken en de sedimentatie van klei.

Voor de juiste volgorde begin je bij het tekstvak van Usquert en ga je richting de Waddenzee.

Waarom is er eigenlijk sedimentatie van klei en niet van zand?
Dit is omdat de sedimentatie van zand al plaats vindt bij de zandbanken in zee en dat dus enkel klei als fijn gesteente nog mee wordt genomen.
Usquert
Usquert is een dorpje in Groningen dat aan zee ligt en dat dus beschermd moest worden tegen hoogwater van de zee. 
Dit zullen ze dus eerst hebben gedaan door terpen aan te leggen.
Eerste dijk
Een dijk werd aangelegd om Usquert en de landbouwgronden te beschermen tegen hoogwater van de zee. Hierdoor werd het hele gebied veilig tegen bijvoorbeeld stormen die anders de akkers zouden overstromen.
Eerste nieuwe landbouwgebied
Na de bouw van de dijk vind er veel sedimentatie van klei plaats aan de buitendijkse kant. Het water botst hier tegen de dijk en verliest snelheid en kracht, en dus vindt er sedimentatie plaats.
Door de sedimentatie wordt het gebied hoger en komt zelfs boven de zeespiegel te liggen. Daarom wordt een nieuwe (tweede) dijk gebouwd, waarna dit gebied gebruikt kan worden als nieuwe landbouwgrond.
Tweede dijk
De tweede dijk wordt gebouwd nadat het gebied erachter door sedimentatie hoog genoeg is geworden om het als landbouwgrond te gebruiken.
Er moet dus een nieuwe dijk komen om het nieuwe gebied te beschermen tegen hoogwater.
Tweede nieuwe landbouwgebied
Opnieuw vind er sedimentatie van klei plaats. Want nu botst het zeewater tegen de tweede dijk. Dit betekent dat dit gebied na verloop van tijd ook hoog genoeg werd om boven het zeewater uit te komen. Na de bouw van de huidige dijk werd ook dit gebied geschikt als landbouwgrond.
Derde (huidige) dijk
Deze dijk beschermd op dit moment het hele gebied tegen hoogwater van de zee.
Na de bouw van deze dijk werd het mogelijk om het tweede nieuwe landbouwgebied in gebruik te nemen.
Nieuwste sedimentatie van klei
Op dit moment vind er nog steeds sedimentatie plaats van klei. Na verloop van tijd zal ook dit gebied door sedimentatie zo hoog worden, dat het boven de zeespiegel uit zal komen. Mocht er dan een nieuwe dijk worden gebouwd, dan is ook dit gebied geschikt als nieuwe landbouwgrond.
Nieuwe dijk in de toekomst
Wie weet wordt ooit in de toekomst een nieuwe dijk gebouwd, als de sedimentatie in het buitendijkste gebied hoog genoeg is geworden.

Slide 13 - Slide

Polders
Dijken hebben ook een nadeel. Water wat in het gebied valt kan niet meer terug stromen naar zee. Dit betekent dat te veel water weggepompt moet worden over de dijk heen. Vroeger werd dit gedaan door windmolens, maar tegenwoordig wordt een gemaal gebruikt. Dit is een moderne pomp die op elektriciteit of diesel werd en vaak ook veel sterker is (en dus meer water weg kan pompen).

Maar ook als het er droog is in het gebied (in de zomer), kan water niet naar de akkers stromen. Ook dan kan water bewust  uit een rivier het gebied in worden gepompt.

Een gebied met dijken er omheen waarbinnen de waterstand (meer of minder water) zelf geregeld kan worden, noemen we polders.

Slide 14 - Slide

Aan de slag
Vragen: Stel ze op dit moment aan de docent
Opdrachten: Maak de opdrachten van paragraaf 1.6

Klaar: Ga aan de slag met het oefenen van de topografie of leer alvast de begrippen van dit hoofdstuk voor de toets.

Slide 15 - Slide