Dinsdag 7 december

Goedemorgen! 
Goed dat je er bent.
 

  • Meld je alvast even aan voor de LessonUp van vandaag. 
  • Lever je mobiel in. 

1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Goedemorgen! 
Goed dat je er bent.
 

  • Meld je alvast even aan voor de LessonUp van vandaag. 
  • Lever je mobiel in. 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Link

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

1e lesuur:
8:45 - 09:30
Burgerschap


Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Verkiezingen 
Als je 18 jaar of ouder bent, mag je stemmen als er verkiezingen zijn. 
Tijdens verkiezingen worden volksvertegenwoordigers gekozen. 
Je stemt dus op een persoon die namens jou beslissingen mag nemen in de politiek.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Gemeente

Wie kiezen we? 
Leden van de gemeenteraad.

Hoe vaak? 
Elke 4 jaar. 
Provincie

Wie kiezen we? Leden van de Provinciale Staten.

Hoe vaak? 
Elke 4 jaar.
Land

Wie kiezen we? Leden van de 2e Kamer.

Hoe vaak? 
Elke vier jaar.
Europese Unie

Wie kiezen we? Leden van het Europees Parlement.

Hoe vaak? 
Elke vijf jaar.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

Stemmen? Hoe zat dat ook alweer?
Iedere Nederlander boven de 18 jaar met kiesrecht krijgt een oproep om te stemmen. Je verliest dit recht alleen door hele zware misdaden te plegen (en als je dus letterlijk in de gevangenis zit).

In sommige landen zijn er andere regels voor kiesrecht, maar bijna overal ter wereld mogen alle volwassenen meestemmen.

Slide 10 - Slide

Wat heb je nodig om te stemmen?
Het enige dat je nodig hebt is je stempas en je ID-bewijs. Mag je stemmen? Dan ontvang je de stempas persoonlijk via de post.

Op de dag van de verkiezingen neem je deze samen met je ID-bewijs mee naar het stemlokaal in de buurt.


Slide 11 - Slide

Wat heb je nodig om te stemmen?

Als je gaat stemmen heb je je ID-bewijs en een stempas nodig. Je ID-bewijs (identiteitsbewijs) is je paspoort of een pasje waar op staat wie je bent. Een stempas is een briefje waarmee alleen jij mag stemmen. Je krijgt deze via de post. Op de dag van de verkiezingen neem je deze samen met je ID-bewijs mee naar het stemhokje.


Slide 12 - Slide

Stemmen doe je alleen. Je bepaalt zelf op wie je stemt en hoeft dat aan niemand te vertellen. In het stemlokaal breng je je ‘stem’ uit in een afgesloten stemhokje. Vóór de verkiezingsdag krijg je met de post een kandidatenlijst. Hierop staan alle partijen en hun mensen waar je op kunt stemmen. Deze lijst lijkt exact op het stembiljet van het stembureau. Denk van tevoren dus goed na op wie je gaat stemmen. Niet alleen de partij, maar ook de persoon.

Kruis je voor de grap of per ongeluk teveel aan, dan is je stembiljet ‘ongeldig’ en telt hij niet mee.

Slide 13 - Slide

Hmmmm… Tweede Kamerverkiezingen. Hoe zit dat ook alweer?

Tweede Kamer
De bekendste verkiezingen zijn de Tweede Kamerverkiezingen. Deze krijgen ook de meeste aandacht in de media. Het gaat hierbij om het kiezen van de 150 leden van de Tweede Kamer. Het volk kiest! Dit gebeurt om de vier jaar. Maar… ontstaat er ruzie binnen het kabinet of maken ze een grote beslissingsfout? Dan kan het zomaar zijn dat het kabinet moet opstappen (dit noem je ‘het kabinet valt’).
Als dat gebeurt, is het eerder tijd voor verkiezingen.

Slide 14 - Slide

Coalitie
De partij die na de verkiezingen de meeste stemmen heeft, mag als eerste de partijen uitkiezen met wie zij wil en kan samenwerken. Samen vormen zij een coalitie. Een coalitie bestaat uit een meerderheid van de 150 Kamerleden (76 zetels of meer). Is de coalitie gevormd, dan stellen zij een kabinet samen. Een kabinet bestaat uit de minister-president en ministers met verschillende taken. Zij nemen beslissingen over Nederland.
De grootste partij levert ook de minister-president aan (ook wel premier genoemd)  
Hij is de voorzitter en het ‘gezicht’ van alle ministers. Hij is niet belangrijker dan de rest, maar vertegenwoordigt het gehele kabinet vaak bij belangrijke gebeurtenissen. Hij heeft een sturende rol; een soort kapitein van het (minster)schip.

Slide 15 - Slide

Oppositie
De overige leden van de Tweede Kamer zijn net zo belangrijk. Zij ‘voeren oppositie’. Een oppositie bestaat dus uit alle partijen die niet regeren; zij doen niet mee met de *regering. Wat ze dan wel doen? Ze stellen kritische vragen over de plannen van de ministers, zodat er geen grote fouten worden gemaakt. Soms lijkt dit meer op geruzie. Maar goed kritisch zijn op elkaar, helpt om goede wetten te maken! Uiteindelijk moet de meerderheid van alle Kamerleden alle wetsvoorstellen goedkeuren die het kabinet bedenkt.

* Regering: de koning en alle ministers

Slide 16 - Slide

Tegenwoordig zeggen mensen vaak “Wat maakt het nou uit, mijn stem heeft toch geen zin!”. Dat klopt niet helemaal. Elke stem geeft een partij meer macht in de gemeente, provincie, Eerste en/of Tweede Kamer. Eén stem van een Kamerlid kan al genoeg zijn om een wet juist wel of niet door te laten gaan.
In een democratie* blijft het zo dat ‘de meeste stemmen gelden’. Dus hoe meer leden van een partij in de gemeenteraad, het provinciebestuur of de Eerste of Tweede kamer zitten, hoe meer invloed die partij heeft. Alle verkiezingen zijn dus belangrijk en iedere stem telt mee. Altijd stemmen dus!

*Democratie is een manier waarop je een land kunt besturen. In een democratie heeft het volk het voor het zeggen. Het volk kiest wie hun ‘stemmen’ vertegenwoordigen. En al deze partijen moeten dus samenwerken om het beste voor alle Nederlanders te regelen!



Slide 17 - Slide

In de verkiezingstijd beloven partijen veel om stemmen te winnen. Het is voor het volk natuurlijk belangrijk dat de partijen deze beloftes ook echt nakomen. Dat is soms lastig, vooral als je als partij (om een meerderheid te krijgen) samen moet gaan werken met een partij die heel andere dingen belooft. Samen moeten de partijen er zo goed mogelijk uitkomen, voordat ze kunnen gaan regeren. Na de verkiezingen kost het altijd veel tijd om goede afspraken met elkaar te maken.


Slide 18 - Video

Bekijk het filmpje van Prodemos: https://www.youtube.com/watch?time_continue=82&v=AtE8u3comGQ&feature=emb_logo

De grootste groep ‘niet-stemmers’ zijn nog altijd de jongeren van 18 t/m 25 jaar. Dat is jammer, want jongeren hebben juist een belangrijke visie op en rol in de toekomst.
Het is júllie toekomst!
Dus… als je 18 bent… LAAT je stem horen!

Aan de slag!
timer
30:00

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

2e lesuur:
9.15 - 9.40
Wiskunde

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel
Je leert het geleerde toe te passen in de test jezelf

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!
timer
30:00

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Pauze

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

3e & 4e lesuur:
10.00 - 12.00
Techniek Bogerman



Slide 27 - Slide

This item has no instructions

5e lesuur:
12.30 - 13.15
Engels

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
I can use adjectives in a sentence. I can write a short review.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

In the ad, the underlined words are adjectives. The adjectives say something about the word in italics.

The adjectives in the text are: ___

Slide 30 - Open question

wonderful, amazing, incredible, beautiful, excited

Slide 31 - Link

This item has no instructions

suit.
popstar
her
leather
stunning
The
in
looks

Slide 32 - Drag question

This item has no instructions

go
We
to
on
gigantic
a
stage!
had

Slide 33 - Drag question

This item has no instructions

Aan de slag!
timer
30:00

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

6e lesuur:
13.15 - 14.00
Biologie

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

MOEITE MET ADEMHALEN
Wat is het doel?
– Je onderzoekt hoe het voelt als je moeite hebt met ademhalen.

Wat heb je nodig?
– een rietje of plastic slangetje
– een stopwatch waarop je de tijd (in seconden) kunt aflezen

Wat moet je doen?
– Doe het rietje (of slangetje) in je mond en houd je neus dicht. Adem nu 30 s in en uit via het rietje. 

Wat neem je waar?
Hoe vind je het om door het rietje (of slangetje) te ademen? Leg uit hoe het voor jou voelde.





timer
0:30

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Organen waar de lucht doorheen gaat noem je

Slide 39 - Open question

This item has no instructions

Wat is astma?

Slide 40 - Open question

Astma is een longziekte (ziekte aan de luchtwegen).
Aan de slag!
timer
30:00

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

14.00 - 14.30
SoVa/Burgerschap/LOB/Ontspanning

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Afsluiting

Slide 45 - Slide

This item has no instructions