hv1d 4.7

Deze les 
paragraaf 4.7 
enkelvoudige en samengestelde zinnen
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Deze les 
paragraaf 4.7 
enkelvoudige en samengestelde zinnen

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Na deze les weet je wat enkelvoudige en samengestelde zinnen zijn en heb je hiermee geoefend.

Slide 2 - Slide

Enkelvoudige zin
Zin waarin een persoonsvorm staat.
Een enkelvoudige zin is altijd een hoofdzin.
Persoonsvorm  en onderwerp staan naast elkaar.

De leerlingen luisteren goed naar de uitleg.


Slide 3 - Slide

Samengestelde zin
Bestaat uit twee of meer zinnen.
  • twee hoofdzinnen: 

  • een hoofdzin en een bijzin:

Slide 4 - Slide

twee hoofdzinnen
Hij luistert goed naar zijn zangcoach want hij wil later zanger worden.
Ik ga morgen naar school dus ik moet vroeg op.

Persoonsvorm en onderwerp staan naast elkaar.

Slide 5 - Slide

een hoofdzin en een bijzin
  • In een bijzin staan alle werkwoorden, inclusief de persoonsvorm, aan het eind van de zin. 
Hij luistert goed naar zijn zangcoach omdat hij later zanger wil worden.
  • Het woord dat de twee zinnen aan elkaar verbindt  (omdat) hoort bij de bijzin.
  • Tussen de zinnen van een samengestelde zin zet je dubbele zinsdeelstrepen.

Slide 6 - Slide

Hij | luistert | goed | naar zijn zangcoach , || omdat |  hij  | later  | zanger  | wil | worden.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

De moeder zoekt ollie omdat ze de kat kwijt is.
A
Twee hoofdzinnen
B
Een hoofdzin en een bijzin

Slide 9 - Quiz

Jan gaat zijn huiswerk voor Nederlands maken want hij wil voor de toets een goed cijfer.
A
Twee hoofdzinnen
B
Een hoofdzin en een bijzin

Slide 10 - Quiz

Terwijl buiten de zon schijnt, zit ik binnen huiswerk te maken
A
Twee hoofdzinnen
B
Een hoofdzin en een bijzin

Slide 11 - Quiz

Ik ben heel erg moe dus ik ga zo slapen.
A
Twee hoofdzinnen
B
Een hoofdzin en een bijzin

Slide 12 - Quiz

Aan de slag!
Jullie gaan in break-out rooms gezamenlijk aan de slag met de opdrachten.
Opdracht 3, 4 
Klaar? maak 3.7 

Slide 13 - Slide