Overal om je heen zie je mensen, dieren en dingen. De woorden die je hiervoor gebruikt, noem je zelfstandige naamwoorden (zn).
Hoe weet je of iets een zelfstandig naamwoord is?
Je kunt er de, het of een voor zetten.
Je kunt het in het meervoud zetten.
Je kunt er een verkleinwoord van maken.