2th + hv Lijdend voorwerp

2th + hv Lijdend voorwerp
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

2th + hv Lijdend voorwerp

Slide 1 - Slide

5. Lijdend voorwerp
- Stel de vraag: WAT (WIE) + WG + O?
Het antwoord is het LV.

- Niet elke zin heeft een LV.
- LV begint NOOIT met een VZ. 
- Bij een NG heb je NOOIT een LV.

Slide 2 - Slide

5. Lijdend voorwerp
Voorbeeld:
| Jayde | heeft | gisteren | tien kilometer | gerend.||
WAT heeft Jayde gerend? Antwoord = tien kilometer = LV

| De scheidsrechter| gaf | de verdediger | een rode kaart. ||
WAT gaf de scheidsrechter? Antwoord = een rode kaart = LV

Slide 3 - Slide

5. Lijdend voorwerp
Nog voorbeelden:
| Kom | je | Sara | om acht uur | halen ?||
WIE kom je halen? Antwoord = Sara = LV

| Uit verveling | zeurde | Jack | de hele avond. ||
Wat zeurde Jack? Antwoord = X = geen LV
(uit verveling begint met een VZ/ de hele avond = bwb) 

Slide 4 - Slide

Kan het zinsdeel 'over het paard' een LV zijn? Leg uit waarom wel of niet.

Slide 5 - Open question

WEL een LV
GEEN LV
missen
overblijven
werken
afknippen
schillen
overlijden
kwetsen
waarschuwen
vaststellen
verzuimen
lukken
bedriegen
benoemen
timmeren
opbellen
respecteren
gebeuren

Slide 6 - Drag question

Exitticket
Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 7 - Slide

Na de les van vandaag wil ik...
A
de uitleg nog een keer horen.
B
meer oefeningen maken.
C
de leerstof thuis nog een keer bekijken.
D
overgaan op nieuwe leerstof. Ik begrijp dit.

Slide 8 - Quiz

Hoeveel sterren geef je deze les?
A
1 ster
B
2 sterren
C
3 sterren
D
4 sterren

Slide 9 - Quiz

Noem drie dingen die je deze les geleerd hebt.

Slide 10 - Open question

Noem twee vragen over de leerstof die je nog wil stellen?

Slide 11 - Open question