H3 Quiz

Test jezelf 
Lichtbreking
Lenzenformule 
Vergroting
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Test jezelf 
Lichtbreking
Lenzenformule 
Vergroting

Slide 1 - Slide

Quiz: H3 Lenzen

Slide 2 - Slide

hoek i
hoek r
glas
lucht

Slide 3 - Drag question

Als licht van lucht naar perspex beweegt, dan buigt het licht...
A
... naar de normaal
B
... weg van de normaal

Slide 4 - Quiz

Een persoon kan door naar beneden in het prisma te kijken, zien wat er voor hem gebeurt.
Is de breking bij overgang 1 juist weergegeven?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

Een vis zwemt onder het wateroppervlak. Iemand bevindt zich recht boven
de vis en kijkt naar de vis.
De persoon ziet de vis ...
A
dieper dan in werkelijkheid.
B
op dezelfde diepte.
C
minder diep.

Slide 6 - Quiz

Een vis zwemt onder het wateroppervlak. Iemand bevindt zich in punt O
en kijkt naar de vis.
De persoon ziet de vis ...
A
dieper dan in werkelijkheid.
B
op dezelfde diepte.
C
minder diep.

Slide 7 - Quiz


Hoe beweegt de lichtstraal verder na breking door
glazen prisma ?
A
A
B
C
C
D
D
E

Slide 8 - Quiz

Welke lenzen zijn
positieve lenzen?
Er zijn meer antwoorden mogelijk.
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 9 - Quiz

a Geef in de figuur het brandpunt aan met een stip en zet er de letter F bij.

b Teken hoe het zonlicht van links op de lens valt.

Slide 10 - Slide


Welke werking heeft lens b en is deze positief of negatief ?
A
convergerende werking positieve lens
B
convergerende werking negatieve lens
C
divergerende werking positieve lens
D
divergerende werking negatieve lens

Slide 11 - Quiz

Welke afstand geeft de voorwerpafstand aan?
A
afstand A
B
afstand B
C
afstand C
D
de voorwerpafstand staat niet aangegeven

Slide 12 - Quiz

Wat gaat hier fout?
Maak een juiste tekening in je schrift en lever de foto in.

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Slide

brandpunts-afstand f = 1,67 cm,
voorwerps-afstand v = 2 cm.

Bereken beeld-afstand b.
f1=v1+b1
A
ongeveer 0,1 cm
B
ongeveer 10 cm
C
ongeveer 1 cm
D
ongeveer - 10 cm

Slide 15 - Quiz

f = 12 cm, hoogte kaars
10 cm, b = 36 cm
v = 18 cm. Bereken de hoogte van het beeld.

Slide 16 - Open question

f = 12 cm, hoogte kaars
10 cm, b = 36 cm
Bereken v in cm.

Slide 17 - Open question

De vergrotingsfactor
N is in dit voorbeeld:
A
N = 0,2
B
N = 2
C
N = 0,5
D
N = 5

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Welk onderdeel van het oog dient als 'scherm'?
A
Lens
B
pupil
C
netvlies
D
oogbol

Slide 20 - Quiz

Je ogen kunnen accommoderen.
Leg uit wat accommoderen is.

Slide 21 - Open question

Het oog kan de lens niet bol genoeg maken, dus de persoon ziet een object dicht bij niet scherp... Hoe noemen we dit?
A
Een lui oog
B
Een geaccommodeerd oog
C
Een bijziend oog
D
Een verziend oog

Slide 22 - Quiz

Klaas moet voor zijn werk vaak lange stukken rijden. Hij merkt dat hij op dagen dat hij werkt vaak thuiskomt met hoofdpijn. Als hij thuis een boek wilt lezen moet hij zijn armen altijd gestrekt houden voordat hij scherp ziet. Welke oogafwijking heeft Klaas?
A
Bijziend
B
Verziend
C
Oudzien
D
Weet ik niet

Slide 23 - Quiz


Omdat Mark niet altijd even goed ziet, gaat hij naar de oogarts. De oogarts zegt dat Mark een bril nodig heeft, omdat hij bijziend is. Wat betekent bijziend?

A
Zonder bril kun je alleen dichtbij scherp zien en hij heeft een negatieve lens nodig
B
Zonder bril kun je alleen veraf scherp zien en heeft hij een negatieve lens nodig.
C
Zonder bril kun je alleen dichtbij scherp zien en hij heeft een positive lens nodig
D
Zonder bril kun je alleen veraf scherp zien en heeft hij een positieve lens nodig.

Slide 24 - Quiz

Oudere mensen die niet goed kunnen lezen zijn.......
A
Bijziend
B
Nachtblind
C
Kleurenblind
D
Verziend

Slide 25 - Quiz

Hoe sterk is een lens als de brandpuntafstand 35 cm is?
A
S = 0,029 dpt
B
S = 2,9 dpt
C
S = 0,29 dpt
D
S = 29 dpt

Slide 26 - Quiz


Wat zit er
in de koker d ?
A
niets
B
holle lens
C
bolle lens
D
spiegel

Slide 27 - Quiz

einde


Slide 28 - Slide