What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Hoofdstuk 2 toets klas 2 NN
Ik rijd vijftig kilometer.
In deze zin staat .....
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp
1 / 21
next
Slide 1:
Quiz
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
This lesson contains
21 slides
, with
interactive quizzes
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Ik rijd vijftig kilometer.
In deze zin staat .....
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp
Slide 1 - Quiz
Thomas heeft Marieke bloemen gegeven.
Lijdend voorwerp =
A
Er is geen lijdend voorwerp
B
Thomas
C
Marieke
D
bloemen
Slide 2 - Quiz
Wie heeft mijn scooter gerepareerd?
mijn scooter =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
Slide 3 - Quiz
het voorvoegsel her betekent
A
niet
B
opnieuw
C
niet meer
D
tussen
Slide 4 - Quiz
Op welke plaats kan ik een voorvoegsel vinden?
A
In het midden van het woord
B
Aan het eind van het woord
C
Aan het begin van het woord
D
Midden in een zin
Slide 5 - Quiz
Wat is geen functie van signaalwoorden
in een tekst?
A
Signaalwoorden helpen de lezer.
B
Signaalwoorden geven de kern van de tekst weer.
C
Signaalwoorden zorgen voor samenhang.
D
Signaalwoorden geven structuur aan een tekst.
Slide 6 - Quiz
Signaalwoorden voor tijdsvolgorde
A
eerst, daarna, nadat
B
toen, maar, omdat
Slide 7 - Quiz
Hoe mag je signaalwoorden ook noemen?
A
verbindingswoorden
B
verwijswoorden
C
synoniemen
D
werkwoorden
Slide 8 - Quiz
fietst
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
Slide 9 - Quiz
Wat is het voltooid deelwoord van:
jagen
A
gejaagt
B
gejaagd
Slide 10 - Quiz
Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin:
Hebben Anouk en Wendy de opdracht nog niet gemaakt?
A
Anouk en Wendy
B
Hebben
C
de opdracht
D
gemaakt
Slide 11 - Quiz
Wat in de volgende zin is een verwijswoord?:
Zullen we naar het strand fietsen? Nee, dat heb ik gisteren ook al gedaan.
A
Verwijswoord = al
B
Verwijswoord = dat
Slide 12 - Quiz
Wat doet een verwijswoord
A
een verwijswoord verwijst je naar de volgende tekst
B
een verwijswoord verwijst naar iets dat eerder in de tekst genoemd is
Slide 13 - Quiz
Lisa zei tegen Carola dat ze haar tas in het restaurant had laten staan.
A
onjuist verwijswoord
B
goed
C
onduidelijke verwijzing
D
dat/als-constructie
Slide 14 - Quiz
Tegenstellingen
Wat zijn dit?
A
Woorden met een tegenovergestelde betekenis.
B
Meningen die iets tegenspreken.
C
Woorden die hetzelfde of bijna hetzelfde betekenen.
D
De, het & een.
Slide 15 - Quiz
Welk woord kan je gebruiken voor
niet duidelijk
A
a duidelijk
B
zeer duidelijk
C
onduidelijk
D
precies
Slide 16 - Quiz
Welk woord kun je gebruiken als je iets gekocht hebt wat niet goed is
A
verkoop
B
miskoop
Slide 17 - Quiz
Wat betekent
Hij woont in het hart van de stad
A
Zijn hart klopt sneller als hij weer in de stad is
B
Hij woont midden in de stad
C
De stad ziet eruit als een hart
Slide 18 - Quiz
Wat betekent
circa
A
ongeveer
B
excact
C
precies
D
uitgebreid
Slide 19 - Quiz
Wat betekent
Wij slapen onder de blote hemel
Slide 20 - Open question
Wat is figuurlijk taalgebruik
Slide 21 - Open question
More lessons like this
Hoofdstuk 3 klas kgt
March 2023
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 2
Hoofdstuk 3 klas 2.5
March 2023
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
Herhaling hoofdstuk 3 RK2B
January 2023
- Lesson with
39 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Nederlands hoofdstuk 3 oefenen
February 2021
- Lesson with
38 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
Kader 2 oefenen voor H3
April 2022
- Lesson with
40 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 2
Nederlands herhalen LJ2 verwijswoorden signaalwoorden etc
December 2022
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
Herhalingsles H1,2,3 Lezen Woordenschat Taalverzorging
January 2022
- Lesson with
51 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
Afsluiting H3 lj2 Basis
January 2021
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2