Het koppelwerkwoord koppelt een bepaalde eigenschap, functie of toestand aan het onderwerp.
Het naamwoordelijk gezegde geeft altijd aan dat iets of iemand iets is.Zij is ziek geweest.
geweest is een vorm van het koppelwerkwoord zijn
is = het hulpwerkwoord
naamwoordelijk gezegde: is ziek geweest
is geweest: werkwoordelijk deel van het gezegde
ziek: naamwoordelijk deel van het gezegde