H4 formuleren en gram 2.0

Formuleren H4
Grammatica (gemRest)
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Formuleren H4
Grammatica (gemRest)

Slide 1 - Slide

Huiswerk controleren:
Loïs, Quincy, Anya

timer
1:30

Slide 2 - Open question

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Opdracht 3: Bedenk een zin met de woorden:
bibliotheek en dansfeest

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Herhalen proefwerkstof H4

Slide 7 - Slide

Lezen

Slide 8 - Slide

Welke signaalwoorden en
tekstverbanden ken je?

Slide 9 - Mind map

Tekstverbanden 
Chronologisch --> gebeurtenissen worden in de juiste tijdsvolgorde beschreven
  • Signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort –ook jaartallen en data
Opsommend --> dingen worden opgesomd
  • Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook, bovendien, verder, ten slotte, en , niet alleen … maar ook – liggend streepje, getallen of dots.

Slide 10 - Slide

Tekstverbanden
Tegenstellend --> tegenovergestelde dingen worden genoemd.
  • Signaalwoorden: tegenover, daarentegen, maar, hoewel, echter, toch, ofschoon, ondanks dat, aan de ene kant …. aan de andere kant.
Toelichtend --> er wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp
  • Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou.

Slide 11 - Slide

Woordenschat

Slide 12 - Slide

Maak de uitdrukking af:
Hemel en ... bewegen

Slide 13 - Open question

Maak de uitdrukking af:
Er zit kop noch ... aan.

Slide 14 - Open question

Tegenstellingen 
Vaak is het tegenovergestelde van een woord: het woord + een voorvoegsel
handig --> onhandig
rationeel --> irrationeel
typisch --> atypisch

Andere 'negatieve' voorvoegsels: in-, il-, im-
Betekenen allemaal: niet...

Slide 15 - Slide

Tegenstellingen (2) 

Een tegenstelling kan ook gevormd worden door het voorvoegsel van het woord te veranderen:
• intern <--> extern
• behandelen <--> mishandelen
• invoer <--> uitvoer

Slide 16 - Slide

Tegenstellingen (3)
Ook kan de tegenstelling een compleet ander woord zijn:
• Bevestigen <--> ontkennen
• Vraag <--> aanbod
• Klassiek <--> modern

Slide 17 - Slide

Tegenstellingen (4)
In een tekst zie je een tegenstelling ook vaak aan signaalwoorden:

  • Maar, anderzijds, daarentegen, hoewel, etc.

Roy is tegenwoordig erg recalcitrant, terwijl zijn broer meegaand en gehoorzaam is.

Slide 18 - Slide

Formuleren

Slide 19 - Slide

Het eerste elftal behaalde gisteren ... derde overwinning op een rij.
A
hun
B
haar
C
zijn

Slide 20 - Quiz

Dit bedrijf levert producten ... van zeer slechte kwaliteit zijn.
A
die
B
dat
C
deze
D
dit

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Verwijswoorden

Slide 23 - Slide

Vrouwelijke 'de-woorden'
Eindigt een woord op deze letters?

Je schrijft het verwijswoord als 
zij, ze, haar / die, deze

Slide 24 - Slide

Verwijswoorden
Mannelijke woorden --> concrete dingen (kun je vasthouden) en mannelijke personen/dieren
  • Bijv. de stoel, de laptop, de leeuw
Vrouwelijke woorden --> niet concreet, bepaalde uitgangen, vrouwelijke personen/dieren
  • Bijv. de liefde, de cultuur, de leeuwin
Onzijdige woorden --> het-woorden 
  • Bijv. het bod, het schilderij 

Slide 25 - Slide

Die, deze, dit en dat 
De-woorden --> die, deze
Het-woorden --> dit en dat 

Slide 26 - Slide

Spelling

Slide 27 - Slide

In de serie mocro maffia wordt veel ... (schieten).

Slide 28 - Open question

Ik heb tijdens het handballen mijn enkel ... (kneuzen).

Slide 29 - Open question

Voltooid en onvoltooid deelwoord
Niet alle werkwoorden zijn natuurlijk persoonsvormen.

Je kunt ook te maken hebben met een voltooid deelwoord (vd) of een onvoltooid deelwoord (od).

Slide 30 - Slide

Wat is een voltooid deelwoord
  • Het voltooid deelwoord (vd) geeft aan dat iets voltooid (klaar/afgerond) is.
  • Een voltooid deelwoord begint meestal met ge-, be-, ver- of ont- --> NIET ALTIJD (ik heb onderschat, ik heb ingezet)
  • Er staat altijd een vorm van hebben, zijn of worden bij. 

Slide 31 - Slide

Hoe schrijf je het VD?
  • Bij sterke werkwoorden eindigt het VD vaak op -en
  • Bij zwakke werkwoorden eindigt het VD meestal op -d of -t. De juiste letter bepaal je met 't (e)x-f(o)ksch(aa)p. 
  • Je kijkt dan naar de laatste letter die in het hele werkwoord voor de -en staat.

Slide 32 - Slide

Onvoltooid deelwoord
Dit is een vorm van het werkwoord om aan te geven dat het nog gaande (bezig) is. Het is onvoltooid.

een OD is een infinitief + d(e)

Kijk maar eens naar de volgende voorbeelden:

Slide 33 - Slide

Wat is het meervoud van 'gameboy'?
A
gameboy's
B
gameboys

Slide 34 - Quiz

Wat is het meervoud van 'loempia'?
A
loempia's
B
loempias
C
loempiaas

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Let op
Bij woorden die eindigen op twee of drie samenklinkende klinkers, schrijf je in het meervoud de -s aan het woord vast:
  • Neussprays
  • Bureaus


Slide 38 - Slide

Huiswerk
NN: woordenlijst in orde maken en leren proefwerkstof

Slide 39 - Slide