(3) 13-5 herhaling verbes irr + p.c.

1 / 32
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

  • La présentation 
  • Répéter les verbes irreguliers
  • Répéter le passé composé (avoir & être)
  • Écrire phrases présentation finale
Le programme d'aujourd'hui:
Le but: à la fin de ce cours:

  • Je connais les verbes irreguliers
  • Je comprends le passé composé
  • J'ai écris les phrases pour ma présentation

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Qu'est-ce que nous avons
fait le dernier cours?

Slide 7 - Mind map

Les verbes irréguliers
être (zijn) 
avoir (hebben) 
faire (doen/maken)
pouvoir (kunnen/mogen)
vouloir (willen) 
aller (gaan) 
Oefen met VERBUGA

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

passé composé avoir
Il a mangé

Slide 10 - Slide

Le passé composé
Wat zie je: 




1) hulpwerkwoord (avoir)               2) voltooid deelwoord
PRESENT (=tegenwoordige tijd)
Ik heb gegeten
Jij hebt gedaan
Wij hebben gedanst
Bestaat uit 2 delen

Slide 11 - Slide

Hoe maak je het voltooid deelwoord?
Regelmatig werkwoord op -er:
-er + é.

Porter -er = port- + é : porté 
Parler -er = parl- + é:  parlé

Slide 12 - Slide

LET OP!
Bij onregelmatige werkwoorden moet je ook het voltooid deelwoord uit je hoofd leren

Slide 13 - Slide

Stappenplan
stap  1
stap 2
stap 3
stap 4
Pers. voornaamwoord

Eigennaam

Onderwerp
Bepaal de vorm van het hulp-werkwoord (avoir) 

(afhankelijk van pers. vnw)


Maak het voltooid deelwoord

(-er + é )
vertaling

Slide 14 - Slide

AVOIR + acheter (passé composé)
Vous.........
A
avez acheté
B
ont achteté
C
avons acheté
D
a acheté

Slide 15 - Quiz

Wat is de passé composé?
A
o.t.t ( bijv. ik eet)
B
v.t.t ( bijv. ik heb gegeten)
C
o.v.t ( bijv. ik at)
D
o.t.t.t ( ik zal eten)

Slide 16 - Quiz


Mes copains ...........un bon week-end.
(hebben gehad)
Passé composé (avoir)
A
ont été
B
ont eu
C
sont
D
sont été

Slide 17 - Quiz


Check: hoe zeg je "Ik heb gepraat"
Passé composé (avoir)
A
je parle
B
tu parles
C
J'ai parlé
D
Tu as parle

Slide 18 - Quiz


Ik ben geweest ......... au concert
Passé composé (avoir)
A
j'ai été
B
j'ai eu
C
je suis
D
je suis été

Slide 19 - Quiz

Passé composé met être
Éen werkwoord in de voca met être:
ALLER

HULPWERKWOORD ÊTRE

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

REGEL
Vervoeg je met être, dan pas je het VOLTOOID DEELWOORD aan aan het persoonlijk voornaamwoord!



Ik ben gegaan
Jij bent gegaan
Hij/zij/het is gegaan
Wij zijn gegaan
U/ jullie zijn gegaan  
Zij zijn gegaan 

Slide 22 - Slide

Ik ben gegaan                             Je suis allé(e)
Jij bent gegaan                           Tu es allé(e)
Hij is gegaan                                 Il est allé                 
zij is gegaan                                 Elle est allée
Wij zijn gegaan                           Nous sommes allé(e)s
U/ jullie zijn gegaan                  Vous êtes allé(e)(s)
Zij zijn gegaan (vm)                  Ils sont allés
Zij zijn gegaan (mm)                 Elles sont allées

Slide 23 - Slide

Even oefenen Passé composé
Il ...........  (aller) en vacances
Je .......aller) au magasin
Nous.....(aller) à la plage
Mes amis....... (aller) au café

Slide 24 - Slide

passé composé être
Ils sont allées à la plage

Slide 25 - Slide

hij is gegaan
A
Il a allé
B
Il est allé
C
Il allé
D
Il va

Slide 26 - Quiz

zij is gegaan
A
elle a allé
B
elle a allée
C
elle est allé
D
elle est allée

Slide 27 - Quiz

Vertaal: de meisjes zijn gegaan

Slide 28 - Open question

Phrases présentation

Slide 29 - Slide


  • Maak een begin aan je présentation 
  • Werk aan je tâches
  • Oefen met Verbuga (zie C2) voor les verbes irréguliers en de passé composé
  • Oefen je vocabulaire voor de toets op 24 mei (schrijven/quizlet/flashcards etc) 

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

le prochain cours:

Slide 32 - Slide