Circulatie-5H

Een geurstof wordt met het bloed naar de nieren vervoerd.
De stof komt dan onder andere door de aorta.

Geef de naam van het bloedvat dat het bloed vanuit de aorta naar de nieren vervoert.
A
Nierslagader
B
Nierader
C
Poortader
D
Holle ader
1 / 12
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Een geurstof wordt met het bloed naar de nieren vervoerd.
De stof komt dan onder andere door de aorta.

Geef de naam van het bloedvat dat het bloed vanuit de aorta naar de nieren vervoert.
A
Nierslagader
B
Nierader
C
Poortader
D
Holle ader

Slide 1 - Quiz

Bloedsomloop

In de afbeelding geeft de letter S de allerkleinste
vertakkingen van de bloedvaten aan. Via deze
kleine bloedvaatjes stroomt bloed tussen de cellen
van het weefsel door.

Hoe heten deze kleine bloedvaatjes?
A
Slagaders
B
Haarvaten
C
Aders

Slide 2 - Quiz

Bij bloedonderzoek van een zwangere vrouw wordt het hemoglobinegehalte (Hb) bepaald.
In welke bloeddeeltjes bevindt het hemoglobine zich?
A
In de bloedplaatjes
B
In de witte bloedcellen
C
In de rode bloedcellen
D
In de leukocyten

Slide 3 - Quiz

De hartkleppen bevinden zich tussen de boezems en
kamers. Voor het goed functioneren van het hart moeten
de hartkleppen op het juiste moment gesloten zijn.
In de afbeelding is het hart weergegeven op een moment
dat de hartkleppen gesloten zijn.
--> Wanneer zijn de hartkleppen gesloten?
A
Alleen tijdens het samentrekken van de boezems
B
Zowel tijdens het samentrekken van de boezems als de kamers
C
Alleen tijdens het samentrekken van de kamers

Slide 4 - Quiz


A
P
B
R
C
Q

Slide 5 - Quiz

Voor het maken van een röntgenfoto wordt soms een
contrastvloeistof in het bloed gespoten. Door de vloeistof
worden de bloedvaten beter zichtbaar.
In de röntgenfoto zijn bloedvaten van het hart te zien.

De pijl wijst naar een vernauwing in één van de bloedvaten.
Dit bloedvat is een aftakking van de aorta en vervoert
zuurstofrijk bloed naar de hartspier. Hoe heet dit bloedvat?
A
Holle ader
B
Kransader
C
Kransslagader
D
Longslagader

Slide 6 - Quiz






In de afbeelding zie je schematisch het bloedvatenstelsel. De letter P geeft het bloedvat aan waardoor bloed van het
verteringskanaal rechtstreeks naar de lever gaat.
Hoe heet dit bloedvat?




Slide 7 - Open question

Iemand neemt een medicijn in. Stoffen uit het
medicijn worden in het bloed opgenomen en komen
uiteindelijk ook in de cellen van een ziek orgaan terecht.
In het plaatje is schematisch weergegeven welke weg
deze stoffen afleggen vanuit een haarvat naar zo’n cel.
De stoffen passeren op hun weg plaats P.
Wat bevindt zich op plaats P?
A
bloed
B
lymfe
C
weefselvloeistof

Slide 8 - Quiz

De kans op het knappen van een zwakke plek is in de aorta veel groter dan in een holle ader.

Waardoor wordt dit veroorzaakt?
A
De bloeddruk in de aorta is veel hoger dan in een holle ader.
B
De wand van de aorta is dunner dan de wand van een holle ader
C
Het bloed in de aorta bevat meer zuurstof dan dat in een holle ader.

Slide 9 - Quiz

Een kransslagader van de mens is een aftakking van ..
A
aorta
B
armslagader
C
longslagader
D
halsslagader

Slide 10 - Quiz

Hartfalen wordt behandeld met medicijnen. De hoeveelheid medicijnen hangt af van de bloeddruk van de patiënt. Om voortdurend de bloeddruk te meten kan een apparaatje aangebracht worden in het bloedvat dat bloed vanuit het hart naar de longen vervoert.

Hoe heet het bloedvat dat bloed vanuit het hart naar de longen vervoert? En behoort dit bloedvat tot de kleine of tot de grote bloedsomloop?
A
Dit bloedvat heet longader en behoort tot de grote bloedsomloop.
B
Dit bloedvat heet longader en behoort tot de kleine bloedsomloop.
C
Dit bloedvat heet longslagader en behoort tot de grote bloedsomloop.
D
Dit bloedvat heet longslagader en behoort tot de kleine bloedsomloop.

Slide 11 - Quiz

Cellen in de wand van de luchtpijp van de mens krijgen door bepaalde bloedvaten zuurstofrijk bloed toegevoerd.

Behoren deze bloedvaten tot de kleine of grote bloedsomloop?

Zijn deze bloedvaten vertakkingen van aders of slagaders?
A
kleine / aders
B
grote / aders
C
kleine / slagaders
D
grote / slagaders

Slide 12 - Quiz