Twee werkwoorden in de zin
De persoonsvorm
Twee werkwoorden in de zin? De persoonsvorm is het hulpwerkwoord.
hebben, zijn, willen, kunnen, zullen, mogen, moeten, gaan, worden ...
Helpt het tweede werkwoord in de zin een betekenis te geven.
Jan gaat zijn band plakken. Jan kan zijn band plakken.
Jan moet zijn band plakken. Jan zal zijn band plakken.
Jan wil zijn band plakken. Jan heeft zijn band geplakt.