Schrijven 2.3 Je mening geven

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Wat staat er op de planning

Herhalen werkwoordspelling

Alles door elkaar

Ik ...... altijd voor het eten (bidden, tegenwoordige tijd).

1. bid
2. bidt

........ je dat pakje morgen nog naar oma? (zenden, tegenwoordige tijd)

1. Zend
2. Zendt

Gisteren ..... onze buren ons met een bezoek. (verrassen, verleden tijd)

1. verraste
2. verrasten

Ik ...... daar niet meer dan tien Euro voor. (bieden, tegenwoordige tijd)

Gelukkig ...... de gemeente vorige week die weg. (verbreden, verleden tijd)

De ..... straten geven een knusse indruk. (verlichten)

1. verlichte
2. verlichten
3. verlichtte
4. verlichtten

Jij bent daar toch niet aan ........? (verslaven, voltooide tijd)

1. verslaaft
2. verslaafd

De ....... brief kwam helaas te laat. (beantwoorden)

Vorige zondag ..... de coach zijn team uitstekend. (begeleiden, verleden tijd)

1. begeleide
2. begeleidde
3. begeleiden
4. begeleidden

Hij ....... me al lang geen berichten meer. (zenden, tegenwoordige tijd)

1. zend
2. zendt

Leerdoelen bij de nieuwe lesstof

• Je weet wat een feit is.
• Je weet wat een mening/standpunt is.
• Je weet wat en argument is.
• Je schrijft je mening duidelijk op.

Soorten vragen: Feiten, meningen/standpunten en argumenten

Staat hier een feit, mening, of argument?

Als je te laat bent, dan moet je je melden.  

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Staat hier een feit, mening,  of argument?

....., omdat hij goede standpunten heeft.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Staat hier een feit, mening,  of argument?

Ik vind 'The Cell' een spannende film.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Aan de slag! Schrijven 2.3: Je mening geven 2F

Maken opdracht 4 + Extra opdracht 1