TM2 Ne - Blok 2 - grammatica - 2.9 wederkerig vnmw wederkernd vnmw

TM2 Blok 2 NE - grammatica
2.9 woordsoortbenoeming
wederkerend voornaamwoord
wederkerig voornaamwoord

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

TM2 Blok 2 NE - grammatica
2.9 woordsoortbenoeming
wederkerend voornaamwoord
wederkerig voornaamwoord

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

wederkerend voornaamwoord

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Een wederkerend werkwoord heeft altijd een ......... bij zich
A
wederkerend voornaamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijknaamwoord
D
wederkerend bijwoord

Slide 5 - Quiz

Wij hebben ons vergist.
Ons =
Tekst
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord

Slide 6 - Quiz

Ik heb me vergist.

me = ...
A
wederkerig voornaamwoord
B
wederkerend voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 7 - Quiz

We schudden elkaar de hand.
'elkaar' =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord

Slide 8 - Quiz

Waarom heeft hij zich niet gewassen?
'zich' =
A
wederkerig voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 9 - Quiz

Ik erger me verschrikkelijk.

me=
A
bezittelijk voornaamwoord
B
wederkerend voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord

Slide 10 - Quiz

Waarom heeft hij zich niet gewassen?
'zich' =
A
aanwijzend voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 11 - Quiz

Jij ergert je veel te veel!
'je' =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord

Slide 12 - Quiz

Kun jij die tweeling uit ELKAAR houden?
A
Betrekkelijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Wederkerend voornaamwoord
D
Wederkerig voornaamwoord

Slide 13 - Quiz

Ze geven elkaar een kus.

elkaar = ...
A
wederkerig voornaamwoord
B
wederkerend voornaamwoord
C
bezittelijk voonaamwoord
D
betrekkelijk voornaamwoord

Slide 14 - Quiz

Wij begrijpen elkaar als geen ander.
A
wederkerend voornaamwoord
B
wederkerig voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
nevenschikkend voegwoord

Slide 15 - Quiz

Wij zullen elkaar daar nog over mailen.

"elkaar" =
A
bezittelijk voornaamwoord
B
wederkerend voornaamwoord
C
wederkerig voornaamwoord
D
bijwoord

Slide 16 - Quiz

Elkaar is altijd een wederkerend voornaamwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz