H6 betr. vnw

Planning vandaag
Planning vandaag:
- 10 minuten lezen in je leesboek
- uitleg woordsoorten vorig jaar (vr.vnw, aanw.vnw + voegw., vz) groep 4 en 5.
- theorie en oefenen met woordsoort betrekkelijk voornaamwoord
timer
10:00
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Planning vandaag
Planning vandaag:
- 10 minuten lezen in je leesboek
- uitleg woordsoorten vorig jaar (vr.vnw, aanw.vnw + voegw., vz) groep 4 en 5.
- theorie en oefenen met woordsoort betrekkelijk voornaamwoord
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Uitleg woordsoorten
Groep 4
Groep 5

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van de les kan je:
- een betrekkelijk voornaamwoord (betr.vnw) in een zin herkennen en benoemen.

Slide 3 - Slide

Opdracht in tweetallen
> Noteer van deze zinnen het woord dat betrekking heeft op een ander woord.
> Noteer ook op welk woord/ welke woorden betrekking hebben.
> Overleg in tweetallen.

1 De sollicitant die als eerste reageerde, was ook de beste.
2 Het boek dat ik lees, is erg spannend.
3 Fenna wilde graag naar de speeltuin, wat haar moeder een uitstekend idee vond.

Klaar? Lees alvast de uitleg van H6 betrekkelijk voornaamwoord.

timer
5:00

Slide 4 - Slide

Bespreken
1 De sollicitant die als eerste reageerde, was ook de beste.
die = betr. vnw en heeft betrekking op de sollicitant

2 Het boek dat ik lees, is erg spannend.
dat = betr. vnw en heeft betrekking op het boek

3 Fenna wilde graag naar de speeltuin, wat haar moeder een uitstekend idee vond.
wat = betr. vnw en heeft betrekking op de hele zin ervoor

Slide 5 - Slide

Keuzemoment
1. Lees zelf de theorie H6 woordsoorten betrekkelijk voornaamwoord en maak daarna de opdrachten 1 t/m 3.
2. Doe mee met de uitleg en maak daarna de opdrachten.

Slide 6 - Slide

Betrekkelijk voornaamwoord
  • Betrekkelijke voornaamwoorden verwijzen naar een voorafgaand zinsdeel: het antecedent. 
  • Zij hebben dus betrekking op een ander in de zin genoemd zinsdeel. 
  • Betrekkelijke voornaamwoorden: die, dat, wie en wat
  • Het antecedent staat meestal vlak voor het betr. vnw.

Slide 7 - Slide

Betrekkelijk voornaamwoorden:
Die (tenzij je 'die' kunt vervangen door 'deze' - > aanw. vnw)
Dat (tenzij je 'dat' kunt vervangen door 'dit' - > aanw. vnw)
Wie (let op: wie, wat, welke kunnen ook vr.vnw zijn)
Wat  (let op: wie, wat, welke kunnen ook vr.vnw zijn)
(welke, hetgeen, waarmee: komen ook af en toe voor als betr. vnw)

Slide 8 - Slide

Het betr.vnw DIE/ DAT gebruiken
Met die verwijs je naar de-woorden.

Met dat verwijs je naar het-woorden.

Slide 9 - Slide

Hoe gebruik je het betrekkelijk voornaamwoord?

Slide 10 - Slide

Het betr.vnw WAT gebruiken
'Wat' gebruik je:
- als je naar de woorden iets, niets, alles of het enige verwijst;
- na een voornaamwoord dat of datgene;
- na een overtreffende trap of na een (rang)telwoord;
- als het terugslaat op een hele zin;
- als het antecedent niet genoemd is.

Slide 11 - Slide

Het betr.vnw WIE gebruiken
Wie gebruik je als je naar een persoon verwijst. 
Wie is het meewerkend voorwerp in de bijzin. Meestal wordt hier die of aan wie gebruikt.

vb. De rechters wie de vraag was voorgelegd, spraken zich duidelijk uit.

Slide 12 - Slide

Hoe herken je het betrekkelijk voornaamwoord?

Slide 13 - Slide

betr.vnw. DIE
De fiets die ik heb gekocht fietst heerlijk!

Die - heeft betrekking op 'de fiets'

De fiets is het antecedent.

Slide 14 - Slide

Betr.vnw DAT
Het kind dat bij de tandarts was, was blij.

Dat - heeft betrekking op het kind.

Het kind is het antecedent.



Slide 15 - Slide

Betr. vnw. WAT
Een dagje naar Disney gaan, is het leukste wat ik ooit gedaan heb.

Wat - heeft betrekking op een dagje naar Disney gaan.

een dagje naar Disney gaan is antecedent

Slide 16 - Slide

Betr. vnw. WIE
De jongen van wie zijn laptop is gevallen, is erg geschrokken.

Wie - heeft betrekking op de jongen

De jongen is antecedent

Slide 17 - Slide

Betr.vnw met ingesloten antecedent
betr. vnw m.i.a. = betr. vnw met ingesloten antecedent 
= als er geen antecedent is in de zin

Betreft alleen de woorden wie en wat

Tip:
Wie moet je kunnen vervangen door degene die
Wat moet je kunnen vervangen door datgene wat
Tot slot...

Slide 18 - Slide

Betr.vnw m.i.a. WIE
Wie de bal daar neer heeft gelegd blijft een raadsel.

Wie - kun je vervangen door 'degene die' = betr. vnw m.i.a.

Er is dus geen antecedent.

Slide 19 - Slide

Betr.vnw m.i.a. WAT
Wat daar is gebeurd kan ik niet navertellen.

Wat - kun je vervangen door 'datgene wat' = betr. vnw m.i.a.

Er is dus geen antecedent.

Slide 20 - Slide

Werk door..:
* Stel eventueel een vraag/ overleg rustig.
* Maak opdrachten H6 betrekkelijk voornaamwoord. (1 t/m 3)
* Werk rustig.
* Overleg/vraag indien nodig.

Klaar? 
Oefen met woordsoorten van De Brug.

timer
10:00

Slide 21 - Slide

Huiswerk
Vr 10-02:
H6 ws m. opdr. 1 t/m 3

Slide 22 - Slide