This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Raadsel
Slide 1 - Slide
Oefenen met teksten voor je examen
Slide 2 - Slide
Wat hebben we gisteren aangestipt:
Tekst doelen
Tekstsoorten
Leesstrategieën
Beeld en opmaak
Feiten en meningen
Indeling van een tekst
Slide 3 - Slide
Welke leesstrategie pas je toe als je een telefoonnummer zoekt in je contactenlijst?
A
Scannend lezen
B
Zoekend lezen
C
Grondig lezen
D
Kritisch lezen
Slide 4 - Quiz
Beeld en opmaak
De drie functies van afbeeldingen:
de afbeelding dient om aandacht te trekken
de afbeelding is nodig om de tekst te begrijpen/ ondersteunen
de afbeelding voegt een nieuw informatie-element toe.
Slide 5 - Slide
Waar dient deze afbeelding toe?
A
De afbeelding trekt aandacht.
B
De afbeelding voegt nieuwe informatie toe.
C
De afbeelding is nodig om de tekst te begrijpen.
D
De afbeelding laat zien hoe mooi de zee is.
Slide 6 - Quiz
Wat behoefde nog aandacht volgens jullie?
Tekstsoorten
Feiten en meningen
Slide 7 - Slide
Hoe herken je het verschil?
Slide 8 - Slide
Zoek in je omgeving naar een voorwerp. Maak er een foto van en upload de foto hier. Schrijf er 2 dingen bij: een feit over dit voorwerp en een mening.
timer
5:00
Slide 9 - Open question
Welke tekstsoort hoort bij welk tekstdoel?
Activeren (handelen)
Amuseren (emoties)
Overtuigen (mening)
Informeren (informatie)
Slide 10 - Drag question
Wat past waar? Feit of mening?
Wie rijk wil zijn, moet niet zijn vermogen vermeerderen maar zijn hebzucht verminderen. Epicurus, Grieks filosoof c.341-270 BC
Feit
Mening
Feit
Mening
Feit
Mening
Slide 11 - Drag question
Opdrachtje:
Zoek zo snel mogelijk twee voorwerpen: een rood voorwerp en een groenvoorwerp.
Ik lees een aantal stellingen voor. Is de stelling juist, dan houd je het groenevoorwerp voor de camera. Is de stelling onjuist, dan houd je het rode voorwerp voor de camera.
Slide 12 - Slide
Stellingen over de indeling van een tekst
De titel van een tekst is altijd een korte samenvatting van die tekst.
De inleiding van een tekst bestaat altijd uit één alinea.
Je kunt de hoofdgedachte van de tekst vaak vinden in de inleiding of het slot van de tekst.
De belangrijkste zinnen in een alinea staat vaak in de eerste of laatste zien van die alinea.
Een tussenkopje is hetzelfde als een alinea.
Een tekst eindigt altijd met een conclusie.
Slide 13 - Slide
Ga naar:
oefenen.facet.onl
VMBO BB Nederlands 2019, examenvariant 1 (via VO-examens)
Maak vraag 1 t/m 5
Maak van elk antwoord een foto
Slide 14 - Slide
Jouw antwoord op vraag 1
Slide 15 - Open question
Jouw antwoord op vraag 2
Slide 16 - Open question
Jouw antwoord op vraag 3
Slide 17 - Open question
Jouw antwoord op vraag 4
Slide 18 - Open question
Jouw antwoord op vraag 5
Slide 19 - Open question
Wat is de tekstsoort van deze examentekst?
A
Ingezonden brief
B
Kort verhaal
C
Nieuwsbericht
D
Instructie
Slide 20 - Quiz
Waaruit bestaat deze tekst?
A
Enkel feiten
B
Enkel meningen
C
Zowel feiten als meningen
Slide 21 - Quiz
Als je de vraag wordt gesteld deze tekst samen te vatten, welke leesstrategie pas je dan toe?
A
Zoekend lezen
B
Scannend lezen
C
Grondig lezen
D
Kritisch lezen
Slide 22 - Quiz
Wat is de belangrijkste zin (kernzin) in deze alinea?
A
Bijna honderd landen... de Atlantische oceaan over
B
De Amsterdamse Robin Vogelaar (25) vliegt in de weekenden... een pannenkoek
C
Op naar Brazilië ... van droomt
Slide 23 - Quiz
Welke onderdelen van vandaag zou je graag nog behandeld willen zien?