This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Oefenen met teksten voor examen
Slide 1 - Slide
Tekstdoelen
Informeren: je geeft informatie
Instructies geven: je legt stap voor stap uit hoe iets moet gebeuren.
Overtuigen: je wil je mening geven en meestal geef je dan ook argumenten. Met argumenten probeer je de lezer te overtuigen van je mening, dus het tekstdoel is overtuigen.
Activeren: je wil dat de lezer iets doet of juist niet doet.
Amuseren of ontroeren: je wil bij de lezer emoties oproepen
Slide 2 - Slide
Tekstsoorten
Een informatieve tekst, bijvoorbeeld een nieuwsbericht of een artikel.
Een instructie, bijvoorbeeld een kookboek of een opdracht in een schoolboek.
Een overtuigende tekst, bijvoorbeeld een recensie of een betoog in de krant.
Een activerende tekst, bijvoorbeeld een advertentie of een bijsluiter bij medicijnen.
Een amuserende of emotieve tekst, bijvoorbeeld een stripverhaal of gedicht
Slide 3 - Slide
Zoek in je omgeving naar een stukje tekst. Maak er een foto van en upload de foto hier. Zet erbij wat voor een soort tekst dit is (blz. 30).
timer
5:00
Slide 4 - Open question
Leesstrategieën
Ontspannend lezen: gewoon lekker lezen!
Zoekend lezen: Je zoekt naar een geschikte tekst of naar bepaalde informatie.
Scannend lezen: Je wilt snel weten waar een tekst over gaat en of hij interessant is om verder te lezen.
Grondig lezen: Je wilt echt begrijpen wat je leest en je wilt het onthouden.
Kritisch lezen: Je wilt weten of het waar is wat je leest en of jij het met de tekst eens bent.
Slide 5 - Slide
Welke leesstrategie gebruik je als je een samenvatting moet schrijven?
A
Scannend lezen
B
Grondig lezen
C
Zoekend lezen
D
Ontspannend lezen
Slide 6 - Quiz
Welke leesstrategie pas je toe als je de bonusfolder van de Albert Heijn krijgt en wilt weten of de yoghurt in de aanbieding is.
A
Scannend lezen
B
Zoekend lezen
C
Grondig lezen
D
Kritisch lezen
Slide 7 - Quiz
Beeld en opmaak
De drie functies van afbeeldingen:
de afbeelding dient om aandacht te trekken
de afbeelding is nodig om de tekst te begrijpen
de afbeelding voegt een nieuw informatie-element toe.
Slide 8 - Slide
Tekstdoelen
Informeren: je geeft informatie
Instructies geven: je legt stap voor stap uit hoe iets moet gebeuren.
Overtuigen: je wil je mening geven en meestal geef je dan ook argumenten. Met argumenten probeer je de lezer te overtuigen van je mening, dus het tekstdoel is overtuigen.
Activeren: je wil dat de lezer iets doet of juist niet doet.
Amuseren of ontroeren: je wil bij de lezer emoties oproepen
Slide 9 - Slide
Welke tekstsoort hoort bij welk tekstdoel?
Activeren (handelen)
Amuseren (emoties)
Overtuigen (mening)
Informeren (informatie)
Slide 10 - Drag question
Feiten of meningen?
Slide 11 - Slide
Hoe herken je het verschil?
Slide 12 - Slide
Wat past waar? Feit of mening?
Feit
Mening
Feit
Mening
Feit
Mening
Slide 13 - Drag question
Opdrachtje:
Zoek zo snel mogelijk twee voorwerpen: een rood voorwerp en een groenvoorwerp.
Ik lees een aantal stellingen voor. Is de stelling juist, dan houd je het groenevoorwerp voor de camera. Is de stelling onjuist, dan houd je het rode voorwerp voor de camera.
Slide 14 - Slide
Stellingen over de indeling van een tekst
De titel van een tekst is altijd een korte samenvatting van die tekst.
De inleiding van een tekst bestaat altijd uit één alinea.
Je kunt de hoofdgedachte van de tekst vaak vinden in de inleiding of het slot van de tekst.
De belangrijkste zinnen in een alinea staat vaak in de eerste of laatste zien van die alinea.
Een tussenkopje is hetzelfde als een alinea.
Een tekst eindigt altijd met een conclusie.
Slide 15 - Slide
Wat hebben we vandaag aangestipt:
Tekstsoorten
Leesstrategieën
Doel van een tekst
Beeld en opmaak
Feiten en meningen
Indeling van een tekst
Slide 16 - Slide
timer
12:00
Slide 17 - Slide
Welke onderdelen van vandaag zou je graag nog behandeld willen zien?