H4 - week 22 - les 1, 2, 3

H4 - Woche 22 - Stunde 1
1 / 36
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3-5

This lesson contains 36 slides, with text slides.

Items in this lesson

H4 - Woche 22 - Stunde 1

Slide 1 - Slide

Auf dem Tisch

Klaarleggen:
  • Arbeitsbuch + Fachbuch
  • Heft 
  • Stift
Anfangsaufgabe

  1. Nimm ein Buch vom Stapel. 
  2. Wir lesen 10 Minuten. 
  3. Buch ausgelesen = Buchbesprechung ausfüllen. 



timer
10:00

Slide 2 - Slide

Planung Stunde 1

Abfragen: Vokabeln K4 L3 (Wochenaufgaben)

Neue Vokabeln: K4 L4 + Aufgabe 35

Lesen: Mit YouTube - Videos Geld verdienen: Produkte vorführen + Aufgabe 41 - 44


Lernziele

  • Je kunt de hoofdpunten begrijpen van programma's over vertrouwde onderwerpen. (Hören)

  • Je kunt relevante informatie vinden en begrijpen in brochures en korte officiële documenten op internet of andere media. (Lesen)

    Slide 3 - Slide

    overhoren: weektaak Lernbox L3 (N-D)

    Slide 4 - Slide

    Vokabeln -  K4 Lektion 4
    • Was: Kapitel 4- Lernbox Lektion 4 -  Seite 201
    • Mit wem: 
          -> Gemeinsam: Lernbox besprechen
           -> Selbstständig: machen Aufgabe 35 (S.177)
    • Zeit: 5 Minuten, danach besprechen
    • Fertig = 
    1. Lernen K4 Lernbox Lektion 4 (D-N)
    2. Lesen Buch
      timer
      5:00

      Slide 5 - Slide

      Lesen: Mit YouTube- Videos Geld verdienen
      Wie
      1. Lies den Text
      2. Beantworte die Fragen in Aufgabe 41, 42, 43, 44
      Mit wem
      Selbstständig, in Ruhe
      Hilfsmittel
      Wörterbuch D-N
      Zeit
      15 Minuten
      Ergebnis
      Die Antworten werden nach dem Lesen der Klasse besprochen
      Fertig
      1. Buch lesen
      2. Vokabeln K4 L3 lernen (Wochenaufgaben) 
      timer
      15:00

      Slide 6 - Slide

      Nächste Stunde




      • Buch: 10 Minuten lesen
      • Grammatik: werkwoorden in de o.v.t. en v.t.t. + Aufgabe 46, 47, 48


        Schuif je stoel aan en laat het lokaal netjes achter.

        Slide 7 - Slide

        H4 - Woche 19 - Stunde 1, 2

        Slide 8 - Slide

        Auf dem Tisch

        Klaarleggen:
        • Arbeitsbuch + Fachbuch
        • Heft 
        • Stift
        Anfangsaufgabe

        1. Nimm ein Buch vom Stapel. 
        2. Wir lesen 10 Minuten. 
        3. Buch ausgelesen = Buchbesprechung ausfüllen. 



        timer
        10:00

        Slide 9 - Slide

        Planung Stunde 2

        Besprechen: Mit YouTube - Videos Geld verdienen: Produkte vorführen + Aufgabe 41 - 44

        Grammatik: OVT en VTT: haben, sein, werden & zwakke werkwoorden + Aufgabe 46, 47, 48








        Ziele


          Je kunt wederkerende werkwoorden en voornaamwoorden in het Duits correct gebruiken. 

          Je kunt belangrijke informatie in een tekst over vertrouwde onderwerpen begrijpen. 

          Slide 10 - Slide

          Grammatik - haben, sein werden 
          1. haben, sein en werden im Präteritum (o.v.t.) 

          haben, sein, werden zijn onregelmatige werkwoorden. Je kunt ze niet (helemaal) volgens een 'regel' vervoegen. JE moet deze werkwoorden dus goed uit je hoofd leren. De vormen heb je onlangs geleerd:


          Slide 11 - Slide

          Grammatik - haben, sein werden
          2. Das Partizip II (voltooid tegenwoordige tijd) van haben, sein en werden

          Als je in een zin een voltooid deelwoord gebruikt, dan geef je aan dat iets al gebeurd is. Voltooid betekent dat iets af is. Er gebeurt daarna niets meer. De werkwoorden haben, sein en werden zijn onregelmatige werkwoorden. Het helpt om de vormen van het voltooid deelwoord uit je hoofd te leren.

          Haben: Er hat wirklich Glück gehabt! -  Hij heeft echt geluk gehad.
          Sein: Daniel ist in Spanien gewesen. -  Daniel is in Spanje geweest.
          Werden: Mirna ist krank geworden. -  Mirna is ziek geworden.

          Het voltooid deelwoord van haben = gehabt
          Het voltooid deelwoord van sein = gewesen
          Het voltooid deelwoord van werden = geworden


          Slide 12 - Slide

          Grammatik - haben, sein werden & schwache Verben
          3. Schwache Verben im Präteritum (o.v.t.) und Partizip II (v.t.t.)

          Net als in het Nederlands kent het Duits zwakke en sterke werkwoorden. Een zwak werkwoord heeft in de stamtijden (o.t.t. - o.v.t. - voltooide tijd) geen klinkerverandering (werk - werkte - gewerkt). Een sterk werkwoord heeft wel een klinkerverandering als je het werkwoord in de verleden tijd zet (loop - liep - gelopen).

          Net als in het Nederlands wordne in het Duits gebeurtenissen in de verleden tijd vaak in de voltooide tijd weergeven. Bijvoorbeeld:
           Ik ben in de zomer naar Spanje geweest - Ich bin im Sommer in Spanien gewesen.

          We bekijken nu de verleden tijd (Präteritum) en de voltooide tijd (Partizip II) van de zwakke werkwoorden. 

          Slide 13 - Slide

          Grammatik - schwache Verben
          3. Schwache Verben im Präteritum (o.v.t.) 


          Slide 14 - Slide

          Grammatik - schwache Verben
          3. Schwache Verben voltooide tijd  


          Slide 15 - Slide

          Grammatik - K4 Lektion 4
          Selbstständig machen: K4 L4 Aufgabe 46, 47, 48
          Hilfsmittel: Grammatikübersicht boekje
          Zeit: diese Stunde
          Fertig = 
          • Lernen weektaak K4 Lernliste L4 D-N
          • Buch lesen / Buchbesprechung

          timer
          20:00

          Slide 16 - Slide

          Nächste Stunde



          • Buch lesen
          • Grammatik: Reflexive Verben und Pronomen + K4 L2 Aufgabe 22, 23, 24



          Schuif je stoel aan en laat het lokaal netjes achter.

          Slide 17 - Slide

          H4 - Woche 22 - Stunde 3

          Slide 18 - Slide

          Auf dem Tisch

          Klaarleggen:
          • Arbeitsbuch + Fachbuch
          • Heft 
          • Stift
          Anfangsaufgabe

          1. Nimm ein Buch vom Stapel. 
          2. Wir lesen 10 Minuten. 
          3. Buch ausgelesen = Buchbesprechung ausfüllen. 



          timer
          10:00

          Slide 19 - Slide

          Planung Stunde 2

          Besprechen: OVT en VTT: haben, sein, werden & zwakke werkwoorden + Aufgabe 46, 47, 48

          Spiel: Verbenquartett in Gruppen von 4






          Ziele


            Je kunt de zwakke werkwoorden en haben, sein, werden in de tegenwoordige, verleden en voltooide tijd gebruiken. 

            Slide 20 - Slide

            Besprechen - OVT & VTT Verben
            • Was: Nakijken K4 L4 Aufgabe 46, 47, 48
            • Wie: Kijk je antwoorden na met een andere kleur pen of potlood. Verbeter foute antwoorden. 
            • Zeit: 10 Minuten


            Slide 21 - Slide

            Spiel: Verben Quartett
            Wie
            1. Bilde eine Gruppe von 5 - 6 Schülern.
            2. Die Karten werden gemischt und alle Spieler bekommen 6 Karten.          
                Der Rest wird auf einen Stapel auf dem Tisch gelegt.
            3. Ein Schüler beginnt und bittet einen anderen Schüler um eine Karte. 
                Dabei muss er/sie den Satz mit dem Verb vervollständigen. 
            4. Wenn der gefragten Schüler die Karte hat und die Verbform stimmt, 
                 muss er die Karte abgeben. Wenn er/sie die Karte nicht hat oder die 
                 Verbform stimmt nicht, bekommt der Schüler keine Karte. 
            5. Wer die meisten Quartette hat, hat das Spiel gewonnen. 
            Mit wem
            In einer Gruppe von 4 Schülern
            Zeit
            20 Minuten
            Fertig
            1. Lernen Wochenaufgaben K4 L4 D-N
            2. Buch Lesen/ Buschbesprechung
            timer
            20:00

            Slide 22 - Slide

            Nächste Stunde



            • Abfragen: Vokabeln Wochenaufgaben
            • Neue Vokabeln: K4 L5 
            • Hörfertigkeit: K4 L5 



            Schuif je stoel aan en laat het lokaal netjes achter.

            Slide 23 - Slide

            H4 - Woche 19 - Stunde 1, 2

            Slide 24 - Slide

            Auf dem Tisch

            Klaarleggen:
            • Arbeitsbuch + Fachbuch
            • Heft 
            • Stift
            Anfangsaufgabe

            1. Nimm ein Buch vom Stapel. 
            2. Wir lesen 10 Minuten. 
            3. Buch ausgelesen = Buchbesprechung ausfüllen. 



            timer
            10:00

            Slide 25 - Slide

            Planung Stunde 1

            Weißt du es noch? - Vokabeln Lektion 2

            Grammatik: Reflexive Verben und Pronomen + Aufgabe 22 und 23


            Lernziele

            • Je kunt zaken met elkaar vergelijken en hierbij de vergelijk woorden gebruiken. 

            • Je kunt de hoofdpunten verstaan van nieuwsberichten op de radio over vertrouwde onderwerpen. 

              Slide 26 - Slide

              Weißt du es noch? Vokabeln
              übersetze auf Niederländisch (ins Heft) 


              1. Nach den Wahlen vollzieht sich ein politischer Wandel. 
              2. Es ist furchtbar, was alles in einem Krieg passiert. 
              3. Ein Feuerwehrmann muss über eiserne Nerven verfügen.
              4. Sie möchte ihre persönlichen Daten im Internet löschen.
              5. Kannst du die Sache für und aufklären?
              6. Seine Einkünfte sind gestiegen. 
              timer
              2:00

              Slide 27 - Slide

              Grammatik: reflexive Verben und Pronomen
              (wederkerend werkwoord en voornaamwoord)
              Een wederkerend voornaamwoord is een werkwoord waarbij ‚zich‘ gebruikt wordt. Zowel in het Duits als het Nederlands komen deze werkwoorden regelmatig voor.

              Voorbeelden:
              • zich vergissen > ik vergis me      - Ich irre mich
              • zich verheugen > hij verheugt zich  - Er freut sich
              • zich interesseren > wij interesseren ons - Wir interessieren uns

              Slide 28 - Slide

              Wederkerende werkwoorden vervoegen
              Om de wederkerende werkwoorden te kunnen gebruiken, moet je een werkwoord kunnen vervoegen. Hoe ging dat ook alweer?

              --> Een werkwoord vervoegen:  stam + (fe) E – ST – T – EN – T – EN
              • stam = hele werkwoord (= infinitief) min -en/-n
              • kommen: komm-
              • arbeiten: arbeit-
              • regnen: regn-

              Slide 29 - Slide

              Slide 30 - Slide

              Weißt du es noch? 
              timer
              2:00
              Gebruik: Buch S.170

              • wel LV => 3e naamval
              • geen LV => 4e naamval

              Slide 31 - Slide

              Grammatik: Reflexive Verben und Pronomen
              • Machen: K4 L2 Aufgabe 22, 23 (S.171)
              • Hilfsmittel: Arbeitsbuch und Fachbuch (4)
              • Zeit: 10 Minuten, danach besprechen

              Fertig = Lernen weektaak
              • Lernliste K4 L2 (D-N)
              • Lesen Buch
              timer
              10:00

              Slide 32 - Slide

              Slide 33 - Slide

              Slide 34 - Slide

              Sprechen: Speeddating auf Deutsch
              1. Je krijgt een kaartje met daarop 3 vragen. Stel om de beurt een vraag. De vragen 
                  beantwoord je in het Duits in een volledige (korte) zin. Per ronde krijg je 2 
                  Minuten. 
              2. Geef de kaartjes door aan de tafel voor je (per rij). De voorste rij geeft de kaartjes    
                  aan de achterste rij. Er zijn 5 rondes van 2 minuten

              timer
              2:00

              Slide 35 - Slide

              Nächste Stunde



              • Buch lesen
              • Sehen und Hören
              • Sprechen



              Schuif je stoel aan en laat het lokaal netjes achter.

              Slide 36 - Slide