Verleden tijd (imperfectum) (A2)

Schrijven en spreken over vroeger
Ik kan de verleden tijd van regelmatige werkwoorden maken en gebruiken
Ik kan de verleden tijd van een aantal onregelmatige werkwoorden maken en gebruiken

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 75 min

Items in this lesson

Schrijven en spreken over vroeger
Ik kan de verleden tijd van regelmatige werkwoorden maken en gebruiken
Ik kan de verleden tijd van een aantal onregelmatige werkwoorden maken en gebruiken

Slide 1 - Slide

Hij ... naar Amsterdam.
A
verhuiste
B
verhuisde

Slide 2 - Quiz

Monica ... de hele avond met Ahmad.
A
praate
B
praatte

Slide 3 - Quiz

Julia ... een broodje gezond.
A
koopte
B
kocht

Slide 4 - Quiz

Zij ... een jaar door Amerika.
A
reisden
B
reisten

Slide 5 - Quiz

We ... een patatje en dronken een wijntje.
A
eetten
B
aten

Slide 6 - Quiz

De studenten .... veel toetsen deze week.
A
maakte
B
maakten

Slide 7 - Quiz

Uitleg
Regelmatige werkwoorden





Bijvoorbeeld:
fietsen - Ik fietste naar school. - Wij fietsten naar school.
werken - Hij werkte bij een bakker. - Zij werkten bij een bakker.
wonen - Zij woonde in Leeuwarden. - Jullie woonden in Leeuwarden.



enkelvoud
-te of -de
meervoud
-ten of -den

Slide 8 - Slide

Uitleg
Reizen
  • reizen - en = reiz
  • letter -z in softketchup
  • nee, dus -de(n) achter de ik-vorm

Tegenwoordige tijd: 
ik reis

Verleden tijd:
ik reisde
wij reisden




Slide 9 - Slide

Uitleg
Beloven
  • beloven - en = belov
  • letter -v in softketchup x
  • nee, dus -de(n) achter de ik-vorm

Tegenwoordige tijd: 
ik beloof

Verleden tijd:
ik beloofde
wij beloofden




Slide 10 - Slide

Uitleg
Praten
  • praten - en = prat
  • letter -t in softketchup x
  • ja, dus -te(n) achter de ik-vorm

Tegenwoordige tijd: 
ik praat

Verleden tijd:
ik praatte
wij praatten




Slide 11 - Slide

Uitleg
Praten
  • praten - en = prat
  • letter -t in softketchup x
  • ja, dus -te(n) achter de ik-vorm

Tegenwoordige tijd: 
ik praat

Verleden tijd:
ik praatte
wij praatten




Slide 12 - Slide

Oefening
Opdracht: Schrijf de verleden tijd van het werkwoord.








Klaar? Schrijf dan ook de verleden tijd van: spelen - leren - maken - voetballen - wachten - zwaaien - antwoorden - fietsen

timer
10:00
werken
Ik ...
verven
Ik ...
luisteren
Ik ...
praten
Ik ...
verhuizen
Ik ...

Slide 13 - Slide

Uitleg
Onregelmatige werkwoorden
Voor sommige werkwoorden is geen regel. Je kunt niet -te, -ten, -de of -den achter het woord zetten. Je moet de woorden leren.

Bijvoorbeeld:
lezen - Ik las
schrijven - Ik schreef
spreken - Ik sprak
doen - Ik deed
komen - Ik kwam
zien - Ik zag




Slide 14 - Slide

Uitleg
Onregelmatige werkwoorden

zijn
hebben
ik was
jij was
u was
hij / zij was
wij waren
jullie waren
zij waren
ik had
jij had
u had
hij / zij had
wij hadden
jullie hadden
zij hadden

Slide 15 - Slide

Uitleg
Onregelmatige werkwoorden
gaan
lopen
vinden
doen
komen
ik ging
wij gingen
ik liep
wij liepen
ik vond
wij vonden
ik deed
wij deden
ik kwam
wij kwamen
zeggen
moeten
mogen
gaan
blijven
ik zei
wij zeiden
ik moest
wij moesten
ik mocht
wij mochten
ik ging
wij gingen
ik bleef
wij bleven
moeten
denken
kunnen
kopen
eten
ik moest
wij moesten
ik dacht
wij dachten
ik kon
wij konden
ik kocht
wij kochten
ik at
wij aten

Slide 16 - Slide

Uitleg
Onregelmatige werkwoorden

lezen
schrijven
spreken
ik las
jij las
u las
hij / zij las
wij lazen
jullie lazen
zij lazen
ik schreef
jij schreef
u schreef
hij / zij schreef
wij schreven
jullie schreven
zij schreven
ik sprak
jij sprak
u sprak
hij / zij sprak
wij spraken
jullie spraken
zij spraken

Slide 17 - Slide

Maak een zin in het imperfectum:
lezen

Slide 18 - Open question

Maak een zin in het imperfectum:
lopen

Slide 19 - Open question

Maak een zin in het imperfectum:
zijn

Slide 20 - Open question

Maak een zin in het imperfectum:
gaan

Slide 21 - Open question

Maak een zin in het imperfectum:
brengen

Slide 22 - Open question

Oefening
Opdracht: Spreek over een bijzondere of mooie dag in het verleden. 

Vertel:
  • wanneer het was
  • waar het was
  • met wie je was
  • welke dingen je hebt gedaan
  • waarom je deze dag zo bijzonder of mooi vond


timer
1:00

Slide 23 - Slide

Hoe ging het vandaag?

😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll