4he Woordenschat, Formuleren en werkwoordspelling TM2

Toets 2 Nederlands
Dit moet je leren:
Cursus 5 Woordenschat H1 en H2: Griekse en Latijnse woorden
(opdr. 1 t/m 4)
Cursus 7 Formuleren H1 dubbelop, H2 Verwijswoorden en H10 Uitdrukkingen (opdr. 1 t/m 5)
Cursus 8 Spelling H1 werkwoordspelling: de PV

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

Toets 2 Nederlands
Dit moet je leren:
Cursus 5 Woordenschat H1 en H2: Griekse en Latijnse woorden
(opdr. 1 t/m 4)
Cursus 7 Formuleren H1 dubbelop, H2 Verwijswoorden en H10 Uitdrukkingen (opdr. 1 t/m 5)
Cursus 8 Spelling H1 werkwoordspelling: de PV

Slide 1 - Slide

Wat is al behandeld?
Woordenschat H1 en H2: opgegeven als huiswerk in week 36 en 37 (zie studiewijzer)
Formuleren H1 en H2: week 39 en 40

Slide 2 - Slide

Vandaag, woensdag 27 oktober:
Jullie gaan werken aan Cursus 7 Formuleren:
H2 verwijswoorden (t/m 4 heb je gemaakt): maak opdracht 5 t/m 7. Eerst bekijken we het filmpje!
H10 Uitdrukkingen.
We nemen eerst de theorie door en daarna maak je opdr. 1 t/m 5 online.

Slide 3 - Slide

Volgende les:
We gaan oefenen met het spellen van de persoonsvorm.
We bekijken eerst het filmpje en daarna maak je alle opdrachten.

Slide 4 - Slide

Donderdag 28 oktober
Deze les:
  • Werken aan H7 Formuleren: uitdrukkingen.
  • Herhaling werkwoordspelling.

Slide 5 - Slide

Wat ga je maken?
H7 Formuleren
10 Uitdrukkingen

Maak opdracht 1 t/m 5 ONLINE

(blz. 258)

Slide 6 - Slide

Hoe?
Als je de betekenis van de uitdrukkingen wilt weten, kijk je in het (online) woordenboek bij het eerste zelfstandige naamwoord.
Iemand de hand boven het hoofd houden.

Slide 7 - Slide

Vrijdag 29 oktober
Lesdoelen:
  • Huiswerk bespreken
  • Filmpje over de gehele werkwoordspelling
  • Toets taal: uitleg over wat je moet leren
  • Oefenen met de werkwoordspelling

Slide 8 - Slide

Werkwoordspelling

Slide 9 - Slide

Oefentoets
Je krijgt een toets om te zien hoe het gaat.
Je maakt deze serieus en als je klaar bent kijk je hem na.
Tussen 0 - 8 fout: oefen met NN en kies uit Cursus Spelling,
paragraaf 1, 2 en 3 steeds 2 opdrachten.
Tussen 9 - 12 fout
doe hetzelfde en kies nu steeds per paragraaf 3 opdrachten.

Slide 10 - Slide

De toets Taal
Wat word je gevraagd?
Woordenschat
1. De betekenis van het woord geven d.m.v. een woordraadstrategie
2. een synoniem van het moeilijke woord geven
3. De Griekse en Latijnse woorddelen: betekenis is gegeven, maar kies de juiste.

Slide 11 - Slide

Toets Taal
Vervolg Woordenschat
4. De betekenis van een woord geven in een context. Je moet de Griekse woorden en woorddelen kennen.
Formuleren
5. Dubbelop: herkennen, fout eruit halen, fout een naam geven, zin verbeteren.
6. Het goede verwijswoord invullen.

Slide 12 - Slide

Toets taal
Vervolg Formuleren
7. Uitdrukkingen invullen in de goede zin (context).

Slide 13 - Slide