HOOFDZIN + HOOFDZIN (MEOWD)
1. We krijgen bij Spaans veel huiswerk, maar het is een mooie taal!
2. Ik wil later wiskunde studeren, want ik vind wiskunde leuk.
HOOFDZIN + BIJZIN
1. Ik drink altijd iets warms, voordat ik naar school fiets.
2.
Muriel blijft in de kantine,
totdat de pauze voorbij
is.