Studieopdracht 2

Studieopdracht 2
Vera, Jelle en Hannah
1 / 18
next
Slide 1: Slide
GeneeskundeWOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Studieopdracht 2
Vera, Jelle en Hannah

Slide 1 - Slide

Casus

Slide 2 - Slide

Welk risico was het meest relevant voor Dhr. De Jong tijdens de oogoperatie?
A
Herstelcomplicaties vanwege zijn leeftijd
B
Infectie aan het oog
C
Cardiovasculaire complicaties 
D
Wazigheid na de operatie

Slide 3 - Quiz

Vervolg casus
Tijdens de ingreep trekt een dokter iets te hard aan één van de oogspieren en de anesthesioloog ziet op de monitor een asystolie ontstaan en maant de oogarts om de oogspier los te laten.

Slide 4 - Slide

Hoe kan trekken aan de oogspier leiden tot hartproblemen?
A
Het activeert het sympathische zenuwstelsel
B
Het triggert de oculocardiale reflex
C
Het veroorzaakt directe schade aan de hartspier
D
Het triggert de oculocephalische reflex

Slide 5 - Quiz

Oculocardiale reflex (oog-hartreflex/bulbusreflex)
Daling hartfrequentie door Ach op muscarinereceptoren → parasymp. ZS 
 Nervus trigeminus en nervus vagus geactiveerd

Slide 6 - Slide

Vervolg casus
Er blijft na het loslaten een bradycardie met hypotensie bestaan. De anesthesioloog besluit hierop om atropine toe te dienen. Daarna herstelt de hartfrequente en bloeddruk weer.

Slide 7 - Slide

Atropine blokkeert welke receptoren om de hartslag te verhogen?
A
β1-adrenerge receptoren
B
Muscarine acetylcholine-receptoren
C
 α-adrenerge receptoren
D
Nicotine acetylcholine-receptoren

Slide 8 - Quiz

Werking van atropine 
- Atropine blokkeert ACh muscarine (M2) receptoren in het hart
- Nervus vagus kan niet meer remmen
- Sympathische activiteit neemt overhand 
- Stijging hartfrequentie

Slide 9 - Slide

Vervolg casus
De volgende ochtend wordt hij vroeg wakker en voelt zich erg benauwd en heeft een krampendepijn op de borst. De artsen stellen vast dat er sprake is van een myocardinfarct en hij krijgt medicatie en herstelt. Een van deze middelen is atenolol.

Slide 10 - Slide

Atenolol werkt primair op welke receptoren en wat is het effect?
A
Blokkeert β1-receptoren → verlaging hartslag en stabiliseert hartritme
B
Blokkeert muscarine receptoren → vermindert speekselvloed
C
Activeert α-receptoren → vaatvernauwing
D
Activeert β2-receptoren → verwijdt bronchiën

Slide 11 - Quiz

Effecten receptoren
- α1: vasoconstrictie, bloeddruk stijgt
- α2: remt afgifte NE, bloeddruk daalt
- β1: toename hartfrequentie, contractie en bloeddruk 
- β2: broncho- en vasodilatatie en relaxatie glad spierweefsel
- β3: thermogenese en lipolyse 
- Muscarine: stimuleert PZS

Slide 12 - Slide

Vervolg casus
Het gaat weer goed met Dhr. totdat hij ’s avonds ventrikelfibrilleren krijgt. Dit is een ernstige ritmestoornis van het hart met als gevolg dat het hart geen bloed meer rondpompt. Hiervoor wordt hij gereanimeerd en er wordt adrenaline toegediend.

Slide 13 - Slide

Waarom wordt adrenaline toegediend tijdens een circulatiestilstand?
A
Het verwijdt bloedvaten om zuurstofafgifte te verbeteren
B
Het onderdrukt de immuunrespons bij sepsis
C
Het remt de afgifte van noradrenaline
D
Het stimuleert α- en β-receptoren → vasoconstrictie en verhoogde hartactie

Slide 14 - Quiz

Werking adrenaline
- Sympathicomimetica 
- Activeert het sympathisch zenuwstelsel
- Fight or flight
- In deze situatie belangrijk: stijging hartfrequentie, BP, ademhaling en doorbloeding

Slide 15 - Slide

Vervolg casus

Slide 16 - Slide

Noradrenaline wordt bij sepsis vooral ingezet vanwege welk effect?
A
Stimuleert β2-receptoren → bronchodilatatie
B
Activeert α1-receptoren → vasoconstrictie en verhoogde bloeddruk
C
Het werkt ontstekingsremmend
D
Verlaagt de hartslag via β1-blokkade

Slide 17 - Quiz

CAT vraag: noradrenaline is een signaalstof die...
A
Alleen in het centraal zenuwstelsel voorkomt
B
Communiceert tussen cellen alleen via zenuwbanen
C
Zowel als neurotransmitter en als hormoon voorkomt
D
Met name op een autocriene manier signalen overbrengt

Slide 18 - Quiz