Dag 4 - 2D

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema: Vriendschap

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NT2BasisschoolGroep 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema: Vriendschap

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Slide

huilen
  • tranen uit je ogen laten komen omdat je verdrietig of blij bent;
  • ik huilde; hij heeft gehuild; wij hebben gehuild;
  • Zin: De baby huilde bijna de hele nacht.
  • Zin: Ik heb echt gehuild om deze film.

Slide 2 - Slide

iemand
  • een persoon (mens), zonder dat duidelijk is wie het is;
  • Iemand kan elk persoon zijn;
  • zin: Het is fijn als je iemand hebt met wie je kan lachen!
  • zin:  Heeft iemand gezien waar Mulugeta is?

Slide 3 - Slide

de kritiek
  • als je iets niet goed vindt en dat ook zegt;
  • je kan kritiek op iemand hebben = je vindt iets wat de ander doet of zegt niet goed
  • niet een positief woord
  • zin: Hij heeft een presentatie gehouden en ik heb veel kritiek op zijn presentatie.
  • zin: Zijn vrienden hebben altijd kritiek op zijn kleding.

Slide 4 - Slide

langskomen
scheidbaar werkwoord
  • bij iets komen
  • bij iemand komen/ naar iemand toe gaan
  • kort bij iemand op bezoek gaan
  • ww: ik kom lans, ik kwam langs, ik ben langs gekomen
  • zin: Morgen kom ik even bij je langs, zei mijn vriendin.
  • zin: Wij vinden het leuk als jullie bij ons langskomen.

Slide 5 - Slide

om
  • een sjaal om mijn nek
  • een rondje om het huis lopen
  • zorgen om iemand hebben

  • Zin: Het is fijn als je iemand hebt die om je geeft!
  • Zin:  Waar gaat de ruzie om?

Slide 6 - Slide

Als ik even kort bij iemand op bezoek wil gaan dan noem je dat.........
A
afspreken
B
op visite gaan
C
bezoeken
D
langskomen

Slide 7 - Quiz

Waar lees je de betekenis van het woord
iemand
A
geen enkel persoon
B
Het is niet duidelijk wie er wordt bedoeld.
C
Je weet niet precies wie er wordt bedoeld.
D
Kan elk persoon zijn.

Slide 8 - Quiz

Waar wordt het woord:
de kritiek
goed gebruikt?
A
Hij vindt het goed wat ik heb gedaan en hij geeft kritiek.
B
Hij vindt het leuk wat ik heb gedaan en hij geeft kritiek.
C
Hij vindt het niet leuk wat ik heb gedaan en hij geeft kritiek.
D
Hij vindt het super cool wat ik heb gedaan en hij geeft kritiek.

Slide 9 - Quiz

Schrijf de betekenis op van het woord
iemand

Slide 10 - Open question

Maak een zin met het woord: langskomen.
(scheidbaar werkwoord)
Denk aan de goede vervoeging!
ev/mv tt/vt/volt.tijd

Slide 11 - Open question

Maak een zin met "huilen".

Slide 12 - Open question

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 13 - Slide

Ik denk dat er wel .............. is die mee wil doen met de wedstrijd.

Slide 14 - Open question

Hij maakt zich veel zorgen,
hij geeft echt ........ haar.

Slide 15 - Open question

.... hebben op andere mensen is niet leuk. Je kan ze wel een tip geven!

Slide 16 - Open question

De baby moest heel hard ...................... , dit kwam omdat ze honger had.

Slide 17 - Open question

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.
De woorden: 
babbelen
bezoeken
doorvertellen
huilen
het onbegrip

Slide 18 - Slide