This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Herhaling
Hoofdstuk 2 + 3
Secretarieel
Slide 1 - Slide
Een secretarieel moet representatief zijn. Wat betekent ‘representatief’?
A
Dat je aardig en klantvriendelijk bent.
B
Dat je de omgangsregels die gelden in het bedrijf kunt toepassen.
C
Dat je het bedrijf en alle medewerkers goed kent.
D
Dat je met je uiterlijk en gedrag laat zien dat je bij het bedrijf hoort.
Slide 2 - Quiz
Geef aan of de stellingen juist of onjuist zijn. Stelling I Bedrijfskleding kan de veiligheid van het personeel vergroten. Stelling II Bedrijfskleding zorgt ervoor dat personeel herkenbaar is.
A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 3 - Quiz
Wat is de beste manier om bezoekers te woord te staan?
A
Hoi, ik breng jullie meteen naar Jansen, hij zit al te wachten.
B
Hallo, jullie komen voor Jansen, weet je zelf de weg?
C
Goedemorgen, welkom bij ons bedrijf, u komt voor de heer Jansen?
D
Goedemorgen, welkom bij ons bedrijf, de heer Jansen zit echt al heel lang op jullie te wachten, loop maar heel snel door.
Slide 4 - Quiz
Een belangrijk kenmerk van het nieuwe werken is ...
A
De medewerkers zijn niet meer gebonden aan een werkplek binnen het bedrijf, ze kunnen ook thuis werken.
B
Iedere medewerker heeft op het bedrijf een vaste werkplek.
C
De medewerkers moeten op het bedrijf werken, ze hebben echter geen vaste werkplek.
D
De medewerker moet op het bedrijf werken, de begin- en eindtijden zijn flexibel.
Slide 5 - Quiz
Wat betekent ergonomie?
A
Gezond eten in de bedrijfskantine.
B
Een gezonde omgang met alle collega’s.
C
Gezond en veilig gebruik kunnen maken van de meubels en voorwerpen.
D
Gezond bewegen in het gebouw en de omgeving.
Slide 6 - Quiz
Wat betekent de afkorting ARBO in ARBO- wet?
A
Arbeidsontwikkeling
B
Arbeidsontslag
C
Arbeidsvoorwaarden
D
Arbeidsomstandigheden
Slide 7 - Quiz
Wat hoort niet in de inleiding van een brief?
A
De aanleiding
B
Het onderwerp van de brief
C
De conclusie
Slide 8 - Quiz
Stel, je werkt bij een sanitair winkel. Je schrijft een brief waarin je de prijs van een bepaald type wastafel vermeldt. Wat is het doel van de brief?
A
Informatie verstrekken
B
Aanmanen
C
Klagen
D
Een klacht behandelen
Slide 9 - Quiz
Stel, je werkt bij een reisbureau. Je hebt een brief gehad van mevrouw Florijn. Ze is op vakantie geweest naar Griekenland. Ze heeft een brief gestuurd waarin ze aangeeft dat het hotel erg tegenviel. Jij schrijft een brief waarin je haar een voorstel doet voor schadevergoeding. Wat voor soort brief is dit?
A
Informatie verstrekken
B
Aanmanen
C
Klacht behandelen
D
Klagen
Slide 10 - Quiz
Stel, jouw bedrijf heeft een tv geleverd, maar deze is nog niet betaald. Je stuurt een brief om de klant eraan te herinneren dat de rekening nog open staat. Wat voor soort brief is dit?
A
Informatie verstrekken
B
Aanmanen
C
Klagen
D
Klacht behandelen
Slide 11 - Quiz
Je stelt een e-mail op voor een grote groep personen. De e-mailadressen mogen niet zichtbaar worden. Je zet daarom deze adressen in de adresregel: