E&O - P3 - Hoofdstuk 2

• Economie & Ondernemen
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Klantvriendelijk & representatief 

• Wat is klantvriendelijk zijn? 
• Wat betekend representatief? 

Wat zou jij doen om klantvriendelijk over te komen?

Volgorde van klant ontvangen. 

• Begroeten (aankijken).
• Vraag waar je de klant bij kan helpen.
• Klant helpen
• Kan je nog wat anders aanbieden (extra verkopen)?
• Bedank de klant voor de aankoop
• Wens de klant een fijne dag!

Wat betekent
representatief?

Representatief

Niet representatief

Sleep de afbeeldingen naar het juiste hokje. Is het wel of niet representatief?

Wel representatief

Niet representatief

Een secretarieel moet representatief zijn. Wat betekent ‘representatief’?

1. Dat je aardig en klantvriendelijk bent
2. Dat je de omgangsregels die gelden in het bedrijf kunt toepassen.
3. Dat je het bedrijf en alle medewerkers goed kent.
4. Dat je met je uiterlijk en gedrag laat zien dat je bij het bedrijf hoort.

Wat is voor een secretarieel medewerker (vrouw) niet representatief?

1. Lichte make up.
2. Lang haar opgestoken.
3. Korte kunstnagels.
4. Veel parfum.

Geef aan of de stellingen juist of onjuist zijn.
Stelling I Bedrijfskleding kan de veiligheid van
het personeel vergroten.
Stelling II Bedrijfskleding zorgt ervoor dat
personeel herkenbaar is.

1. Alleen stelling I is juist.
2. Alleen stelling II is juist.
3. Beide stellingen zijn juist
4. Beide stellingen zijn onjuist.

goed communiceren 

Als je op een goede manier communiceert, lukt het om jouw boodschap zo over te brengen dat de ander deze begrijpt. Goed communiceren doe je zo:

• Zorg dat verbale en non-verbale communicatie met elkaar kloppen.
  
• Toon respect voor de ander.
  
• Luister actief.
  
• Kies het communicatiemiddel dat past bij de ander.
  
• Kies het communicatiemiddel dat past bij de situatie.
  

1. verbaal: met woorden

Mondelinge communicatie: je praat en luistert, bijvoorbeeld in een gesprek, via de telefoon of via Skype.

Schriftelijke communicatie: je schrijft en leest, bijvoorbeeld via e-mail, WhatsApp, een gebruiksaanwijzing of een werktekening.

2. non-verbaal: met gebaren, houding en stem (bijvoorbeeld hard of zacht).

In situaties waarin verbaal en non-verbaal elkaar tegenspreken, geloven mensen eerder de non-verbale boodschap. Bijvoorbeeld: als iemand stampvoetend zegt 'Ik ben helemaal niet boos', denken de meeste mensen dat die persoon wél boos is.

1. verbaal: met woorden

Mondelinge communicatie: je praat en luistert, bijvoorbeeld in een gesprek, via de telefoon of via Skype. Schriftelijke communicatie: je schrijft en leest, bijvoorbeeld via e-mail, WhatsApp, een gebruiksaanwijzing of een werktekening. 

2. non-verbaal: met gebaren, houding en stem (bijvoorbeeld hard of zacht).

In situaties waarin verbaal en non-verbaal elkaar tegenspreken, geloven mensen eerder de non-verbale boodschap. Bijvoorbeeld: als iemand stampvoetend zegt 'Ik ben helemaal niet boos', denken de meeste mensen dat die persoon wél boos is. 

NON-VERBAAL

• Lichaamstaal
• Houding
• Gezichtsuitdrukking
• Kleding
• Geur
• Hóé je het zegt

Non-verbaal

Lucas stuurt een briefje naar Dilara

1. verbaal
2. non-verbaal

Een kenmerk van een formeel gesprek is:

1. Het is een gezellig praatje
2. Het is vooraf nooit duidelijk hoe lang het duurt
3. Het is een serieus gesprek
4. Er word nooit iets opgeschreven over gemaakte afspraken.

Formeel taalgebruik

- Zakelijke gesprekken

- Op je werk

- U/uw

Informeel taalgebruik

- Privé gesprekken

- Tussen vrienden onderling

- Je/jij

Formeel taalgebruik gebruik je bij....

1. het werken als doktersassistent
2. het kletsen met vriendinnen

Een zakelijk telefoongesprek is

1. Formeel
2. Informeel

Wat is een voorbeeld van een formeel gesprek?

1. telefoongesprek met je moeder
2. intakegesprek voor het MBO
3. chatten met vrienden

Wat is informeel taalgebruik?

1. Taal gebruiken die je met je baas spreekt
2. Praten met bijvoorbeeld u, en nette woorden
3. Praten op een correcte manier.
4. Taal gebruiken zoals je gewend bent met familie of vrienden onder elkaar

Opdracht

Maken de opgaves in het boek 2.01 t/m 2.08