Luister naar elkaar! Als er iemand praat, is de rest stil.
Geen mobiele telefoon
Respect voor elkaar, geen gescheld/geduw
Altijd laptop meenemen
Tas, naast jou op de grond
Voeten op de grond
timer
2:00
Slide 2 - Slide
der Anfang
Je leert persoonlijke voornaamwoorden herkennen en toepassen in zinnen.
Slide 3 - Slide
Was machen wir heute?
Oefenen met persoonlijke voornaamwoorden door oefeningen in het boek/digitaal te maken.
Leren voor proefwerkweek.
en ja, ik ben blij dat jullie me gezelschap houden tot 14.15.
Slide 4 - Slide
koppelcodes
Its Learning: 15182
Lessonup: OPXSG
Slide 5 - Slide
Personalpronomen
Oefeningen 19,20,21 van vorige week afmaken.
Als je die al gedaan hebt en hebt laten zien, kun je verder met:
23, 24, 25
Heb je deze oefeningen af. Dan kun je verder leren voor de proefwerkweek.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Sätze zerlegen
Ontleed de zinnen op de volgende sheet.
Bepaal het onderwerp en lijdend voorwerp.
Geef aan welke persoonlijke voornaamwoorden in de zin staan.
Geef aan waar hoofdletters gezet moeten worden.
Ben je klaar? Lever de zinnen in. Je kunt nu leren voor de proefwerkweek.
Slide 8 - Slide
Zinnen ontleden
Voorbeeld: Ich liebe dich.
Ich is onderwerp = o+1
dich is lijdend voorwerp = lv+4
ich is persoonlijk voornaamwoord Nominativ (= 1e naamval)
dich is persoonlijk voornaamwoord Akkusativ (= 4de naamval)
Slide 9 - Slide
Zinnen ontleden
Voorbeeld: Die kinder rufen ihre mutter.
Die kinder is onderwerp (=o+1)
ihre mutter is lijdend voorwerp (lv+4).
ihre is een bezittelijk voornaamwoord, er staan geen persoonlijke voornaamwoorden in deze zin. Kinder en Mutter zijn zelfstandige naamwoorden, moeten dus met hoofdletter geschreven worden.
Slide 10 - Slide
Zinnen ontleden
Ich liebe dich.
Die kinder rufen ihre mutter.
Ich werde dich morgen anrufen.
Der arzt untersucht mich.
Ich bringe ihn zum krankenhaus.
Frau Ebert ist sehr krank.
Meine Freundin sucht euch.
Slide 11 - Slide
Was habt ihr gelernt?
Je kunt het onderwerp en lijdend voorwerp bepalen in een zin.