5H 2122 uitwerken Titraties

5HAVO
Uitwerken
Titratie
1 / 27
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

5HAVO
Uitwerken
Titratie

Slide 1 - Slide

Deze les:
Uitwerken titratie van een oplossing met een onbekende concentratie zoutzuur met behulp van natronloog.

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Je leert hoe een zuurbase titratie werkt;
  • Je leert om berekeningen uit te voeren met gegevens uit een titratie-experiment.

Slide 3 - Slide

titratie
een titratie is een analysemethode om de molariteit van een bekende stof te bepalen

Slide 4 - Slide

Titratie
  • Kwantitatieve analysemethode.
  • Veel toegepast bij zuurbase reacties.

  • Erlenmeyer met oplossing met onbekende concentratie.
  • Buret met oplossing met bekende concentratie.
  • Bij volledige reactie is er kleuromslag door indicator.
  • Met berekening wordt onbekende concentratie bepaald.

Slide 5 - Slide

Omslagpunt (equivalentiepunt)
  • Op school meestal bepaald door kleuromslag van indicator.
  • In bedrijven meestal met pH-meter (nauwkeuriger).
  • In titratiecurve is het omslagpunt nauwkeurig af te lezen.

Slide 6 - Slide

Titratie berekeningen (stappenplan)
  1. Noteer de reactievergelijking.
  2. Bereken aantal mol toegevoegde stof (liter x molariteit)
  3. Bereken aantal mol gereageerde stof (met de molverhouding)
  4. Bereken de molariteit van de gereageerde stof (naar mol/L)

Slide 7 - Slide

Over naar de titratie van zoutzuur met natronloog
Deze titratie heb je zelf uitgevoerd in de sk-les.

Slide 8 - Slide

plaats de tekst op de juiste plek in de tekening
De opstelling. de molariteit van een een onbekende hoeveelheid zoutzuur wordt bepaald met een titratie met natronloog
natronloog
zoutzuur
buret
pH indicator
nauwkeurig tovoegen
bekende molariteit
onbekende molariteit

Slide 9 - Drag question

Je hebt broomthymolblauw gebruikt als pH indicator. Wat zou de kleur van de oplossing worden als zoutzuur precies volledig met natronloog heeft gereageerd?
A
geel
B
groen
C
rood
D
blauw

Slide 10 - Quiz

Uitleg
broomthymolblauw heeft een omslagtraject van pH 6.0 -7.6 (Binas 52A). Het is geel bij pH onder de 6.0 (zuur: H3O+). 
Als al het zuur weg is gereageerd, dan is de oplossing "niet meer zuur" geworden (pH ~ 7) en is de kleur groen. 
Als de oplossing basisch(er) wordt (hogere pH, boven de 7.6), dan wordt deze blauw.

Slide 11 - Slide

wat is hier
de juiste stand?
A
2.2 mL
B
2.3 mL
C
3.7 mL
D
3.8 mL

Slide 12 - Quiz

buret aflezen
je leest af aan de 
ONDERKANT van de bolling 
(=meniscus) van de vloeistof.
Deze zit op 2,3 mL.

Slide 13 - Slide

In de buret zat 0,10 M natronloog. De juiste notatie voor natronloog is:
A
NaCl (s)
B
Na (aq) + OH (aq)
C
Na⁺ (aq) + OH⁻ (aq)
D
Cl⁺ (aq) + OH⁻ (aq)

Slide 14 - Quiz

In de erlenmeyer zat zoutzuur. De juiste notatie voor zoutzuur is:
A
HCl (aq)
B
H (aq) + Cl (aq)
C
H₃O⁺ (aq) + Cl⁻ (aq)
D
H⁺ (aq) + Cl⁻ (aq)

Slide 15 - Quiz

natronloog en zoutzuur
Natronloog is de oplossing van NaOH in water (zout, lost goed op) en dat moet je zo opschrijven: Na⁺ + OH⁻

Zoutzuur is de oplossing van HCl in water.
Omdat HCl een zuur is, splitst het H⁺ af : HCl + H₂O → H₃O⁺ + Cl⁻
en is de juiste notatie: voor zoutzuur: H₃O + Cl⁻

PS: Je mag ook alleen H⁺  gebruiken: H⁺ (aq) + Cl⁻ (aq)

Slide 16 - Slide

de reactie die optreedt als je natronloog bij zoutzuur druppelt, is
A
Na⁺ + OH⁻ + H₃O⁺ + Cl⁻
B
NaOH + HCl
C
H₃O⁺ + OH⁻
D
Na⁺ + Cl⁻

Slide 17 - Quiz

reactievergelijking
Na⁺ + OH⁻ + H₃O⁺ + Cl⁻ zijn allemaal aanwezig in je bekerglas.
Als zoutzuur met natronloog reageert
reageert een zuur met een base, dus :
H₃O⁺ + OH⁻ → 2 H₂O 
(H⁺ + OH⁻ → H₂O is ook goed)

Na⁺ en Cl⁻ zijn tribune-ionen en staan niet in de vergelijking
H⁺ of H₃O⁺
H⁺ of H₃O⁺ mogen beiden gebruikt worden.
Let wel op dat de vergelijking kloppend blijft!

Slide 18 - Slide

Stel: Als de kleur van de indicator omslaat, is er precies 12.5 mL van de 0,10 M zoutzuur toegevoegd. Hoeveel mol OH- heeft dan gereageerd?
mol
0.10
...
L
1
...
A
0.10 x 0.00125 = 0.000125 mol
B
0.10 x 0.0125 = 0.00125 mol
C
0.10/0.00125 = 80 mmol
D
0.10/0.0125 = 80 mol

Slide 19 - Quiz

Toelichting: aantal mol uitrekenen
mol = molariteit x Liter
of:



x = 0.10 x 0.0125 = 0.00125 mol = 1.25 mmol 
mol
0.10
x
L
1
0.0125

Slide 20 - Slide

Er zat 10,0 mL zoutzuur in de erlenmeyer.
Er heeft 0.00125 mol OH⁻ gereageerd.
Hoeveel mol H₃O⁺ heeft dan gereageerd?
A
1:1 dus ook 0.00125 mol
B
1: 2 dus 0.0025 mol

Slide 21 - Quiz

Toelichting: gebruik de reactievergelijking
 H₃O⁺ + OH⁻ → 2 H₂O 
      1      :        1        :     2          

Er heeft 0.00125 mol H₃O⁺  gereageerd, dus er heeft 
ook 0.00125 mol  OH⁻ gereageerd (want 1:1) 

Slide 22 - Slide

Er zat 10,0 mL zoutzuur in de erlenmeyer.
Er heeft 0.00125 mol zoutzuur
gereageerd. Wat was de
molariteit van het zoutzuur?
mol
0.00125
...
L
...
1
A
0.00125 x 100 = 0.125 M
B
0.00125/ 100 = 0.0000125 M

Slide 23 - Quiz

Toelichting: van mol naar molariteit
Er zat 10,0 mL zoutzuur in de erlenmeyer. Er heeft 0.00125 mol zoutzuur gereageerd. Wat was de molariteit van het zoutzuur?
Molariteit is mol/L dus vul de verhoudingstabel goed in:



x = 0.00125 / 0,010 = 0.125 mol/L
of : 0.00125 * 100 = 0.125 mol/L
mol
0.00125
...
L
...
...

Slide 24 - Slide

als er 0.125 mol/L zoutzuur was
was er dus 0.125 mol/L [H₃O+].
Wat was dan de pH van die oplossing?
A
10^-0.125 = 0.75
B
-log(0.125)= 1.6

Slide 25 - Quiz

Ik denk dat ik de proef van de titratie goed heb begrepen!
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Ik denk dat ik de sommetjes van de titratie goed heb begrepen!
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll