3.1 indelen

welkom
ga rustig zitten en pak je boek en pen erbij.
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

welkom
ga rustig zitten en pak je boek en pen erbij.

Slide 1 - Slide

leerdoelen
je kunt de kenmerken noemen van dieren, planten, schimmels en bacteriën.
je weet wanneer een organisme tot de zelfde soort hoort.

Slide 2 - Slide

wat gaan we doen?
stukje theorie
aan de slag
stukje theorie
huiswerk maken
afsluiten

Slide 3 - Slide

uitleg
Alles dat leeft jij, ik, de plant in de tuin en de bacteriën om je heen leven.
Alles wat leeft is een organisme. en al deze organismen hebben we ingedeeld in 4 groepen die je hiernaast ziet staan.
 

Slide 4 - Slide

voor dat we verder gaan
Weten we het nog? Elk organisme bestaat uit cellen! Dit zijn hele kleine bouwstenen die samen een organisme vormen.
je kan deze alleen bekijken met een
microscoop.

Slide 5 - Slide

hoe ordenen we organismen
Al de organismen worden dus ingedeeld in 4 groepen. Hierbij wordt er gekeken naar de verschillende kenmerken van een organisme. Kenmerken kunnen bijvoorbeeld de kleur van een organisme zijn maar ook wat voor soort huid een organisme heeft. 
verschillende kenmerken tussen een kip
en bijvoorbeeld een leeuw is dat een kip
 veren heeft. Een leeuw heeft
deze kenmerken niet.

Slide 6 - Slide

4 groepen
Er zijn 4 grote groepen: dieren, planten, schimmels en bacteriën. Planten en dieren hebben best wel duidelijke kenmerken die verschillen. Dieren hebben bijvoorbeeld een skelet . Om de kenmerken van bacteriën en schimmels te bekijken heb je een microscoop nodig. We gaan alle 4 groepen even bij langs.

Slide 7 - Slide

dieren
Kenmerken van dieren. Zoals in de vorige dia werd verteld is een kenmerk van dieren dat deze een skelet hebben. Als je naar de cellen van dieren kijkt zie je ook verschillen met de andere 3 groepen. Kenmerkend aan de dierencellen is dat deze een celkern heeft. Ook heeft deze cel andere onderdelen maar die zijn niet kenmerkend. 

Slide 8 - Slide

planten 
planten zijn vaak groene organismen die in de grond groeien en ze hebben geen skelet. De cellen van planten hebben veel onderdelen. Kenmerkende cel onderdelen zijn de celkern, bladgroenkorrels en de celwand.

Slide 9 - Slide

bacteriën
Bacteriën hebben als kenmerk dat ze ééncellig zijn, het organisme bestaat dus uit 1 cel. Als je naar de cel kijkt zal je zien dat deze geen celkern heeft, wel heeft de cel een celwand.

Slide 10 - Slide

schimmels
Tot slot de laatste groep, dit zijn de schimmels. Schimmels lijken erg veel op planten. Als paddenstoel groeien ze ook in de grond, ze zijn meestal niet groen maar dit kan wel het geval zijn. Om te zien of je niet te maken hebt met een plant zal je de cellen moeten bekijken en kan je zien dat schimmels geen bladgroenkorrels hebben. Wel hebben ze een celkern en celwand.

Slide 11 - Slide

het overzicht
klik op het vraagteken om de kenmerken
te zien.
dierlijke cellen
dierlijke cellen hebben
-een celkern
plantaardige cellen
plantaardige cellen hebben
- een celkern
- een celwand
- bladgroenkorrels
schimmelcellen
schimmelcellen hebben
- een celkern
- een celwand

Bacterie cel
bacterie cellen hebben
- celwand

Slide 12 - Slide

soorten
Als je dieren steeds verder in deelt kom je uit bij soorten. Dieren van dezelfde soort lijken veel op elkaar. De verschillen die je nog wel ziet is het zelfde verschil tussen jij een je klasgenoten. Jij hebt bijvoorbeeld bruine ogen en bruinhaar en een klasgenoot heeft blauwe ogen met blond haar. Maar jullie zijn wel de zelfde soort (mens).

Slide 13 - Slide

dezelfde soort
Twee dieren van de zelfde soort kunnen zich voortplanten. Bijvoorbeeld een labrador en een poedel.
Wanneer twee labradoodles zich weer voorplanten kunnen zij nieuwe puppy's krijgen.

Slide 14 - Slide

niet de zelfde soort
Als twee verschillende soorten zich voortplanten lukt dit soms wel. Alleen de nakomeling (baby/kindje) kan zich niet voortplanten. Een voorbeeld hier van is een lijger. Dit is een tijger die zich voortgeplant heeft met een tijger. Lijgers kunnen geen nakomelingen (welpjes krijgen). een ander voorbeeld hiervan staat  bij opdracht 7.

Slide 15 - Slide

aan de slag
maak opdracht 1,2,3,4,5 en 6
blz 133t/m 136

ben je klaar maak dan opdracht 7 en lees alvast de volgende paragraaf op blz 139en bestudeer blz 141

Slide 16 - Slide

vissen
Leven in water, hebben schubben met daarop slijm. Ze halen adem via kieuwen.

hebben eieren zonder een schaal.

Slide 17 - Slide

amfibieën
Leven buiten en in het water, de huid is bedekt met slijm. haald adem met longen en zijn huid.

hebben eieren zonder een schaal.

Slide 18 - Slide

reptielen
Leven buiten en in het water. hebben droge schudden als huid en hebben longen.

hebben eieren met een zachte schaal.

Slide 19 - Slide

vogels
vogels leven op het land of in de lucht. hebben veren als huid en ademen met de longen.

hebben eieren met een harde schaal.

Slide 20 - Slide

zoogdieren
leven op het land en in het water. ze hebben een huid die bedekt is met haren en ademen met longen.

worden levend geboren zonder ei.

Slide 21 - Slide

aan de slag
maak 1,2 en 3
blz 139 t/m 142

Slide 22 - Slide

Bacteriecellen hebben geen...
A
celwand
B
celmembraan
C
celkern
D
cytoplasma

Slide 23 - Quiz

Er zijn 4 rijken in de biologie. Welke zijn dat?
A
Dieren en planten, paddenstoelen en ziekten
B
Dieren, planten, bacteriën, schimmels
C
Dieren, planten, dieren en mensen
D
Bacteriën, schimmels, mensen, paddenstoelen

Slide 24 - Quiz

Wat heeft een schimmelcel niet?
A
Celwand
B
Bladgroenkorrels
C
Celkern
D
Celmembraam

Slide 25 - Quiz

Hebben dieren een celwand?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz


Een plantencel heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels

Slide 27 - Quiz


Kan dit een cel van een dier zijn?
A
ja
B
nee
C
dat kun je niet weten
D
nee, dit is een schimmel

Slide 28 - Quiz