Les 1 grammatica (herhaling lj1 woordsoorten)

Welkom!
Ga zitten op je plek
Startopdracht: lees uit je leesboek
Een leesboek
Nieuw Nederlands boek
Schrift en pen
timer
15:00
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Welkom!
Ga zitten op je plek
Startopdracht: lees uit je leesboek
Een leesboek
Nieuw Nederlands boek
Schrift en pen
timer
15:00

Slide 1 - Slide

Jeugdjournaal
Bedenk 2 inhoudelijke vragen
(waarop je zelf het antwoord ook weet)

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
1. Mededelingen
2. Terugblik op periode voor de vakantie
3. Lesdoel deze les
4. Woordsoorten (herhaling van vorig jaar)
5. Numo
6.  Huiswerk en evaluatie

Slide 3 - Slide

Mededelingen
Zijn er dingen die ik moet weten?
Wie moet er nog een toets inhalen?

Slide 4 - Slide

Terugblik
Voor de vakantie:
1. Fictie
2. Lezen
3. Film
4. Het boek

Slide 5 - Slide

Lesdoel

Ik weet weer welke woordsoorten er zijn en kan deze toepassen.

Slide 6 - Slide

Herhaling woordsoorten
Elk woord heeft los in de zin een functie. Elk woord hoort dus bij een ander woordsoort. 

Slide 7 - Slide

Werkwoord
Een werkwoord zegt iets over wat iets of iemand doet of wat iets of iemand overkomt
Je kunt een werkwoord vervoegen, dat betekent dat je er verschillende werkwoordsvormen van kunt maken. 

Slide 8 - Slide

Oefenen
1. De artiesten hebben een luid applaus gekregen. 
2. Deze liedjes hebben we nu al drie keer gehoord.
3. Lisa geeft geen antwoord, maar denkt: wat een zeurpiet is papa.
timer
1:00

Slide 9 - Slide

Antwoorden
1. De artiesten hebben een luid applaus gekregen.
2. Deze liedjes hebben we nu al drie keer gehoord.
3. Lisa geeft geen antwoord, maar denkt: wat een zeurpiet is papa.

Slide 10 - Slide

Lidwoord

Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. Deze horen altijd bij een zelfstandig naamwoord

Slide 11 - Slide

Oefenen
1. De uitnodiging heb ik gisteren al verstuurd. 
2. Voor de opdracht mogen de leerlingen samenwerken.
3. Voor het huis van de buren heeft de buurman een boom gezet.
timer
0:30

Slide 12 - Slide

Antwoorden
1. De uitnodiging heb ik gisteren al verstuurd.
2. Voor de opdracht mogen de leerlingen samenwerken.
3. Voor het huis van de buren heeft de buurman een boom gezet.

Slide 13 - Slide

Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier plant of ding. 
Het heeft meestal een enkelvoud en een meervoud. Ook kan je er een verkleinwoord van maken en een lidwoord voor zetten. 

Slide 14 - Slide

Oefenen
1. Deze opdracht is een alternatief voor de andere opdracht.
2. Na de zomer blijft het altijd nog even warm. 
3. Jan pakt zijn blauwe rugzak en gaat zitten op zijn plek.

timer
1:00

Slide 15 - Slide

Antwoorden
1. Deze opdracht is een alternatief voor de andere opdracht.
2. Na de zomer blijft het altijd nog even warm.
3. Jan pakt zijn blauwe rugzak en gaat zitten op zijn plek.

Slide 16 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord geeft extra informatie over het zelfstandig naamwoord. Het staat ervoor of erachter.
Vaak heeft het een korte en een lange vorm en kun je het groter of kleiner maken. 

Slide 17 - Slide

Oefenen
1. Mijn lieve moeder had gisteren lekkere snoepjes meegenomen.
2. Ineens heeft Roos roze haar en ook draagt ze gele broeken.
3. Mijn derde les vandaag is het leukste vak Nederlands. 
timer
1:00

Slide 18 - Slide

Antwoorden
1. Mijn lieve moeder had gisteren lekkere snoepjes meegenomen.
2. Ineens heeft Roos roze haar en ook draagt ze gele broeken.
3. Mijn derde les vandaag is het leukste vak Nederlands

Slide 19 - Slide

Voorzetsel
Geven vaak de plaats, de tijd of de reden/oorzaak aan. Je kunt er een lidwoord met een zelfstandig naamwoord achter zetten en het staat vaak aan het begin van een zinsdeel. 

Slide 20 - Slide

Oefenen
1. In Groningen wonen vooral studenten.
2. Ik rende snel over de brug, omdat er een boot aankwam.
3. Door de jaren heen ben ik lang geworden, maar mijn broer ook.

timer
1:00

Slide 21 - Slide

Antwoorden
1. In Groningen wonen vooral studenten.
2. Ik rende snel over de brug, omdat er een boot aankwam.
3. Door de jaren heen ben ik lang geworden, maar mijn broer ook.

Slide 22 - Slide

Zelfstandig aan de slag
- Maak het werkblad in stilte
- Op het werkblad staat de opdracht: lees dus goed
- Vragen? Steek je vinger op
- Klaar? Ga aan de slag in Numo

timer
20:00

Slide 23 - Slide

Numo
Ga in stilte aan de slag met je taak.
timer
20:00

Slide 24 - Slide

Lesdoel

Ik weet weer welke woordsoorten er zijn en kan deze toepassen.

Slide 25 - Slide

Evaluatie
Wat ging er goed deze les? 
Wat ging er minder goed?
Wat heb ik geleerd?

Slide 26 - Slide