T3 §3.7 grammatica (herhaling)

3.7 grammatica (herhaling)
Deze les:
Herhalen 3.7 grammatica
-Persoonlijk- en bezittelijk voornaamwoord
-Telwoorden
-hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3.7 grammatica (herhaling)
Deze les:
Herhalen 3.7 grammatica
-Persoonlijk- en bezittelijk voornaamwoord
-Telwoorden
-hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Ik
Zijn
Haar
Hij
Mijn
Uw
Jij

Slide 4 - Drag question

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Ik
haar
ga
naar
vanavond
haar
met
tante.

Slide 5 - Drag question

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
We
de
gaan
kermis
met
in 
hen
hun
naar
dorp.

Slide 6 - Drag question

TELWOORDEN

Slide 7 - Slide

grammatica woordsoorten
Telwoorden
  • hoofdtelwoorden (htw): geven een hoeveelheid aan
1, één, 8, acht, 35, vijfendertig, 1000, duizend

  • rangtelwoorden (rtw): geven een rangorde/volgorde aan
eerste, 1e, tweede, 2e, 120e, honderdtwintigste 

Slide 8 - Slide

Welk soort telwoord is het?

eerste
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 9 - Quiz

Het woord ZEVENDE is een:
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 10 - Quiz

Bepaalde hoofdtelwoorden



Noemt een bekend aantal of bekende hoeveelheid

Voorbeeld

Zeven boeken, zesendertig koeien, drie vijfde van de klas

Slide 11 - Slide

Onbepaalde hoofdtelwoorden
  • Noemt een onbekend aantal of onbekende hoeveelheid

Voorbeeld

Veel, weinig, enkele


Slide 12 - Slide

Rangtelwoorden

Bepaalde rangtelwoorden



Geeft een bekende plaats in een rij aan

Voorbeeld

Zevende, zesendertigste

Slide 13 - Slide

Onbepaalde rangtelwoorden
  • Geeft een onbekende plaats in een rij aan

Voorbeeld

Middelste, zoveelste, laatste, hoeveelste

Slide 14 - Slide

Wat zijn de hoofdtelwoorden?
A
3, derde, meeste
B
8, weinig, geen
C
8, middelste, dertigste
D
7, eerste, meeste

Slide 15 - Quiz

Wat is een hoofdtelwoord?
A
zes
B
vierde
C
eerste
D
tiende

Slide 16 - Quiz

Hoofd-
telwoord
Rang-
telwoord
derde
negen
duizend
laatste
middelste
vierhonderd

Slide 17 - Drag question

Hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord

Slide 18 - Slide

Zelfstandig werkwoord
  • Een zelfstandig werkwoord is het belangrijkste werkwoord in de zin. Het drukt een handeling uit of er gebeurt iets.
  • Er staat altijd maar één zelfstandig werkwoord in een zin!

  • Heeft een zin maar één werkwoord en drukt dit een handeling uit of gebeurt er iets? Dan is het een zelfstandig werkwoord.

Slide 19 - Slide

Hulpwerkwoord
1. Zoek eerst het belangrijkste werkwoord
2. De rest is/zijn hulpwerkwoord(en). 

Slide 20 - Slide

Wanneer er maar één werkwoord in de zin staat, dan is dat automatisch een zelfstandig werkwoord.
A
helemaal waar
B
niet waar
C
alleen als het een handeling of gebeurtenis uitdrukt

Slide 21 - Quiz

Hulpwerkwoord
Meer werkwoorden in de zin?
Dan is er (minstens) één het hulpwerkwoord.
Het hulpwerkwoord geeft "hulp" aan het zelfstandige werkwoord. 
Het hulpwerkwoord heeft zelf geen duidelijke betekenis. 

Ik heb gegeten.
Dit moet verwijderd worden.

Slide 22 - Slide

zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gegeten
heb = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 23 - Quiz

zelfstandig werkwoord:
A
worden
B
wandelen

Slide 24 - Quiz

Wat is het zelfstandig werkwoord?

Tijdens het concert heeft het publiek uit volle borst meegezongen.
A
concert
B
heeft
C
volle
D
meegezongen

Slide 25 - Quiz


zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Het eekhoorntje heeft de walnoot in een bloempot begraven.

A
heeft = zww begraven = zww
B
heeft = hww begraven = hww
C
heeft = hww begraven = zww
D
heeft = zww begraven = hww

Slide 26 - Quiz

zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik word geslagen
word =
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 27 - Quiz

Ik heb erg veel thee gedronken.

Wat is het zelfstandig werkwoord in deze zin?
A
Ik
B
heb
C
thee
D
gedronken

Slide 28 - Quiz

Hulpwerkwoord of zelfstandig werkwoord?

Zou ik eens op jouw elektrische scooter MOGEN rijden?
A
HWW
B
ZWW

Slide 29 - Quiz

Maak 'Test jezelf' van §3.7 grammatica
(online)

Slide 30 - Slide