chap 5 GL Leerjaar 1. Passé Composé, Adjectifs et vocabulaire

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

1 H/V Chapitre 5

Hoe ga je aan de slag:

Je herhaalt de grammatica van hoofdstuk 5 en je oefent de woordjes. Je werkt zelfstandig. Je gebruikt de methode (boek of Online) om uitleg op te zoeken. 

Heb je extra uitleg nodig, plak dan een post-it op de hoek van je tafel.

Grammatica: Passé Composé en Adjectifs

Vocabulaire

Wat betekent het woord:" adjectif " in het Nederlands?

1. Bijvoeglijk naamwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. werkwoord
4. bijwoord

Wat is de uitgang van het bijvoeglijk naamwoord,
mannelijk enkelvoud

1. e
2. s
3. -
4. es

Wat is de uitgang van het bijvoeglijk naamwoord,
mannelijk meervoud

1. s
2. niks
3. e
4. es

Wat is de uitgang van het bijvoeglijk naamwoord,
vrouwelijk meervoud

1. s
2. se
3. x
4. es

Wat is de uitgang van het bijvoeglijk naamwoord,
vrouwelijk enkelvoud

1. s
2. e
3. es
4. niks

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord:
algemene regel

1. achter het zelfstandig nw of achter de pv
2. achter het zelfstandig nw of voor de pv

Vormen van het bijv. naamwoord. Wat hoort bij elkaar?

grand

grands

grande

grandes

mannelijke vorm

vrouwelijke vorm

mannelijk meervoud

vrouwelijk meervoud

Choisis la bonne réponse?
une robe

1. une robe rougee
2. une rouge robe
3. une robe rouges
4. une robe rouge

Choisis la bonne réponse?
les bottes (vmv)

1. les bottes bleues
2. les bottes bleus
3. les bleues robes
4. les robes bleue

Choisis la bonne réponse?

Madame Martin est

1. français
2. françaises
3. française

Choisis la bonne réponse !
Les filles sont

1. sérieux
2. sérieuses
3. sérieuxes
4. sérieuxes

Extra oefenen met de bijvoeglijke naamwoorden?

Chapitre 5 en 8: Zie overzicht in de planning van je online boek

Le passé composé

De voltooid tegenwoordige tijd met het hulpwerkwoord 

hebben.

de passé composé

de passé composé met avoir 

Passé composé met avoir

- Hoe maak je de passé composé

- vervoeging van avoir

- vertaling van de passé composé

Le passé composé 

Wat is de passé composé?

1. De tegenwoordige tijd (ik dans)
2. De verleden tijd (ik danste)
3. De voltooide tegenwoordige tijd (ik heb gedanst)
4. De voltooide verleden tijd (ik had gedanst)

Vervoeg in de passé composé:
J' ... (dol zijn op). Vul alleen de juiste vorm in van de passé composé.

participer, vous (passé composé)

passé composé
nous manger

jouer, ils (passé composé)

chanter, nous (passé composé)

Extra oefenen?

H.5 en H8 - Zie planning online boek