spelling - interpunctie

spelling: interpunctie
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

spelling: interpunctie

Slide 1 - Slide

Interpunctie
komma
dubbele punt
aanhalingstekens

Slide 2 - Slide

Wanneer gebruik je een komma?

Slide 3 - Mind map

Komma
* tussen twee persoonsvormen.
* tussen delen van een opsomming (niet voor het woordje en!)
* na een uitroep of aan het begin van de zin en voor een naam of een uitroep aan het einde van de zin.
* voor verbindingswoorden (maar, doordat, nadat, omdat, tenzij, terwijl, want, voordat, zodat, zodra) 
* voor den na een deel van een zin dat niet zelfstandig kan staan. (De peren, die beschimmeld zijn, moet je weggooien.)

Slide 4 - Slide

Aanhalingstekens
wanneer je iemand letterlijk citeert.
(directe rede) 

Hij zei: 'Vandaag ben ik jarig'.

indirecte rede krijgt geen citaat:
Hij zei dat hij vandaag jarig is.

Slide 5 - Slide

Dubbele punt:
Bij een opsomming, toelichting en bij een citaat.

Ik spreek vier talen: Spaans, Duits Nederlands en Grieks.
Ik heb liever niet dat je te laat komt: dat houdt de les op.
Vader zei: "Ruim de borden vast even af".


Deze dubbele punt kun je vervangen door "want"

Slide 6 - Slide

Directe en indirecte rede
Directe en indirecte rede zijn manieren om een uitspraak van iemand weer te geven.
Je spreekt van directe rede  als je een citaat weergeeft. 
  • Vader zei: "Ruim de borden vast even af".
Je spreekt van indirecte rede wanneer de iemand niet direct aanhaalt
  • Vader zei dat we de borden vast even af moeten ruimen.

Slide 7 - Slide

Heb jij je huiswerk al af - Eline?
Welk leesteken hoort op de plaats van het streepje?
A
komma
B
puntkomma
C
dubbele punt
D
punt

Slide 8 - Quiz

Stop eens - ik heb een lekke band!
Welk leesteken hoort op de plek van het streepje?
A
komma
B
puntkomma
C
dubbele punt
D
uitroepteken

Slide 9 - Quiz

We eten elke dag twee stuks fruit - dat is gezond.
Welk leesteken hoort bij het streepje?
A
komma
B
puntkomma
C
dubbele punt
D
punt

Slide 10 - Quiz

Zet om in de indirecte rede:
Ze zei: "Ik doe het allemaal wel zelf".

Slide 11 - Open question