Een bijwoordelijke bepaling
Een tijdje geleden heeft de docent Nederlands de beste klas van de school een mooi boek gegeven.
pv: heeft
gez: heeft gegeven
ond: (wie heeft gegeven?) de docent Nederlands
lijdend voorwerp: (wat heeft de docent Nederlands gegeven?) een mooi boek
meewerkend voorwerp: (aan wie heeft de docent Nederlands een mooi boek gegeven?) de beste klas van de school