Herhaling = woorden/zinnen herhalen in dezelfde of bijna dezelfde woorden
Opsomming = aantal dingen na elkaar opnoemen
Tegenstelling = dingen tegenover elkaar zetten, zodat de verschillen harder opvallen
Paradox = schijnbare tegenstelling
Eufemisme = verzachtende, verhullende omschrijving
Hyperbool = overdrijving, iets wordt erger gemaakt dan het in werkelijkheid is
Understatement = iets wordt afgezwakt, terwijl het in werkelijkheid veel erger is
Ironie = licht spottende, niet kwetsend bedoelde manier (vaak tegengestelde van wat bedoeld wordt)
Sarcasme = harde, bijtende spot die veel verder gaan dan ironie
Pleonasme = in een extra woord nog eens zeggen, terwijl dat eigenlijk al in het woord staat
Tautologie = woorden die dubbelop zijn, ze betekenen hetzelfde
Retorische vraag = vraag waarop de lezer geen antwoord hoeft te geven/geen antwoord wordt verwacht