Schrijvers maken hun teksten vaak mooier door iets op een bijzondere manier te zeggen. Ze gebruiken stijlfiguren. Je komt ze veel tegen in gedichten, maar ook in verhalen en in non-fictie.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4
This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Stijlfiguren
Schrijvers maken hun teksten vaak mooier door iets op een bijzondere manier te zeggen. Ze gebruiken stijlfiguren. Je komt ze veel tegen in gedichten, maar ook in verhalen en in non-fictie.
Slide 1 - Slide
Herhaling
Woorden of zinnen worden herhaald of hetzelfde wordt meerdere keren gezegd, maar telkens net iets anders.
1. Geld, geld is het enige wat hem bezig houdt.
2. Ja, ja, je kunt me nog meer vertellen.
Slide 2 - Slide
Tegenstelling
Dingen worden tegenover elkaar gezet, waardoor de verschillen opvallen.
Slide 3 - Slide
Opsomming
Er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd.
Sterk => een opsomming uit 3 delen.
Slide 4 - Slide
Eufemisme
Een al te duidelijke omschrijving wordt vervangen door een verzachtende, meer verhullende omschrijving, die niet spottend bedoeld is.
bijvoorbeeld in plaats van dood:
zacht heengegaan
inslapen
ogen sluiten
Slide 5 - Slide
Overdrijving
Iets wordt erger of groter gemaakt dan het in werkelijkheid is.
Ik verveel me dood!
Slide 6 - Slide
Understatement
Het tegenovergestelde van overdrijving, iets wordt afgezwakt terwijl het in werkelijkheid veel erger of groter is. Dit heeft een spottend effect.
De Duitsers waren in 1940 niet welkom in ons land.
Slide 7 - Slide
Ironie
Iets wordt beschreven op een licht spottende, niet kwetsend bedoelde manier. Vaak wordt het tegengestelde gezegd van wat er bedoeld wordt.
"Het ziet er weer schitterend uit", zei de trainer toen we in de drenzende regen liepen.
Slide 8 - Slide
Sarcasme
Harde, bijtende spot die veel verder gaat dan ironie.
Slide 9 - Slide
Heerlijk, Helder, Heineken.. hierbij gaat het om?
A
Eufemisme
B
Ironie
C
Opsomming
D
Overdrijving
Slide 10 - Quiz
Nooit, nooit ga ik daar nog eens naar toe!
A
Overdrijving
B
Herhaling
C
Ironie
D
Understatement
Slide 11 - Quiz
In Nederland regent het 29 van de 30 dagen.
A
Sarcasme
B
Tegenstelling
C
Understatement
D
Overdrijving
Slide 12 - Quiz
Onze oude oma is zachtjes van ons heengegaan
A
Herhaling
B
Eufemisme
C
Overdrijving
D
Tegenstelling
Slide 13 - Quiz
Ik heb voor goed geld slechte spullen gekocht.
A
Tegenstelling
B
Eufemisme
C
Overdrijving
D
Opsomming
Slide 14 - Quiz
Het koningspaar heeft best een leuk stulpje
A
Eufemisme
B
Herhaling
C
Understatement
D
Opsomming
Slide 15 - Quiz
Goh, de vorige keer had je een betere smoes toen je te laat kwam..
A
Overdrijving
B
Eufemisme
C
Ironie
D
Sarcasme
Slide 16 - Quiz
Jij stond zeker achteraan toen de intelligentie werd uitgedeeld
A
Ironie
B
Sarcasme
C
Understatement
D
Overdrijving
Slide 17 - Quiz
Beeldspraak
Spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten figuurlijk taalgebruik, beeldspraak.