De persoonsvorm in de verleden tijd van
zwakke werkwoorden schrijf je zo:
ik-vorm tt + de of te, stuiterde, fietste -> enkelvoud
ik-vorm tt + den of ten, stuiterden, fietsten -> meervoud
Om te bepalen of je de(n) of te(n) achter de ik-vorm schrijft gebruik je
't sexy-fokschaap. Dus alleen in de verleden tijd én bij zwakke werkwoorden!
Even testen: ruilen, rusten, juichen.