7.1 Wetenschappelijke Revolutie & De Verlichting

De wetenschappelijke revolutie & 
De Verlichting
1 / 17
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

De wetenschappelijke revolutie & 
De Verlichting

Slide 1 - Slide

Kenmerkende aspecten
Kenmerkende aspecten:
  • De wetenschappelijke revolutie (TV 6)

  • Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.

Slide 2 - Slide

Chronologie
  • De wetenschappelijke revolutie (TV 6, 1600-1700): natuurwetten, rationalisme, empirisme
  • Let op: onderdeel van lange ontwikkeling:
  • 1. Begin wetenschappelijke belangstelling (TV 5)
  • 2. Wetenschappelijke revolutie (TV 6)
  • 3. Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen (TV 7, 1700-1800): rationeel optimisme, Voltaire, Rousseau, Locke, sociaal contract, Trias Politica, laissez-faire, droit divin


Slide 3 - Slide

Doelen
Aan het einde van de les kan ik:
  • Verklaren waarom de wetenschappelijke revolutie plaats vindt
  • Verklaren hoe de Verlichting invloed had op:
  • Religie
  • Sociale verhouding
  • Politiek
  • Economie
  • Het verschil tussen het sociaal contract van Locke en Rousseau uitleggen

Slide 4 - Slide

Kern
  • Rationeel optimisme: door studie/opleiding/kennis kan iedereen zich ontwikkelen
  • Sociaal contract (John Locke, politiek)
  • Algemene wil / volkssoevereiniteit (Rousseau, politiek)
  • Trias Politica (Montesquieu, politiek)
  • Spinoza (religie): god is overal --> wat doet dit met het droit divin?
  • Rousseau (sociaal): ongelijkheid van standensamenleving is onnatuurlijk
  • Onzichtbare hand (Adam Smith, economie) 

Slide 5 - Slide

Wereldbeeld
  • Let op: de wetenschappelijke revolutie is tijdvak 6
  • Christendom bepaalt eeuwenlang het wereldbeeld 
  • Humanisme, ontdekkingsreizen en uitvindingen zorgen voor een nieuw wereldbeeld
  • Copernicus: zon is middelpunt, niet aarde
  • Galileo: dankzij telescoop bewijs van Copernicus
  • Rationalisme en empirisme

Slide 6 - Slide

Revolutie
  • 1450: boekdrukpers -> maakt verspreiding wetenschap mogelijk
  • Wetenschappers in de 17de eeuw gaan uit van natuurwetten
  • Voorbeeld: Isaac Newton -> bewijst zwaartekracht
  • Naast wiskundige en natuurkundige óók technologische ontwikkelingen
  • Huygens: slingeruurwerk
  • Dankzij wetenschappelijke revolutie vindt de Verlichting plaats

Slide 7 - Slide

Verlichtingsfilosofen
  • Door het veranderende mens- en wereldbeeld, de Reformatie en de wetenschappelijke revolutie vindt de Verlichting plaats.
  • Belangrijke filosofen: John Locke, Rousseau, Montesquieu, Jean Jacques Rousseau, Adam Smith
  • Hun Verlichtingsidealen moet je uit je hoofd je kennen.

  • Opdracht: vul per groepje één filosoof in. 
  • Presenteer dit aan de klas. 


Slide 8 - Slide

Religie
  • Door wetenschappelijke revolutie en rationalisme ontstaat rationeel optimisme
  • Religie staat ontwikkeling ideeën in de weg
  • Gewetensvrijheid maakt Republiek centrale spil in verspreiding Verlichtingsidealen
  • Filosofen gaan verder dan Reformatie: christelijke god bestaat niet in die vorm
  • Deïsme: god als een horlogemaker
  • Spinoza: god is overal in de natuur -> hoe zit het dan met droit divin?

Slide 9 - Slide

Doelen
Aan het einde van de les kan ik:
  • Verklaren waarom de wetenschappelijke revolutie plaats vindt
  • Verklaren hoe de Verlichting invloed had op:
  • Religie
  • Sociale verhouding
  • Politiek
  • Economie

Slide 10 - Slide

Lesdoelen
Verklaren hoe de Verlichting invloed had op:
  1. Religie:
    Twijfels over christelijke god zoals in de bijbel is beschreven: deïsme & uiteindelijk atheïsme -> Spinoza
  2. Sociale verhoudingen:
    Kritiek op de standensamenleving & privileges standen -> mening van Voltaire en Rousseau

Slide 11 - Slide

Sociaal
  • Sinds middeleeuwen is Frankrijk een standensamenleving
  • Geestelijkheid en adel hebben privileges: géén belasting betalen
  • Voltaire: geen probleem, meerderheid moet geleid worden en is onbekwaam
  • Rousseau: ongelijkheid is onnatuurlijk -> verschillen komen uit prestaties niet afkomst

Slide 12 - Slide

Politiek
  • John Locke: volk en staat sluiten een sociaal contract
  • Overheid beschermt de rechten van het volk in ruil voor gehoorzaamheid
  • Als volk niet beschermd wordt mag deze in opstand komen (Plakkaat van Verlatinghe)
  • Rousseau: Een parlement moet in naam van het volk de algemene wil uitvoeren.
  • Het volk heeft hiermee de hoogste macht: de volkssoevereiniteit
  • Montesquieu: Trias Politica

Slide 13 - Slide

Economie
  • Adam Smith: economie wordt aangedreven door onzichtbare hand
  • Door eigenbelang voorop te stellen groeit welvaart voor iedereen
  • Overheid mag zich niet bemoeien met economie: markt reguleert zichzelf
  • Voorstander van laissez-faire
  • Lockers: burgers mogen bezit beschermen tegen overheid
  • Smith en Locke zijn grondleggers van liberalisme

Slide 14 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kan ik:
  • Verklaren hoe de Verlichting invloed had op:
  1. Politiek: legitimatie komt van volk: sociaal contract (Locke) & volkssoevereiniteit (Rousseau)
  2. Economie: vrijhandel & onzichtbare hand -> Smith en Locke

Slide 15 - Slide

Pétion de Villeneuve baseert zich op verlichte denkbeelden.
Licht met een argument van Pétion de Villeneuve tegen de doodstraf toe op welk uitgangspunt van het verlichte denken hij zich baseert.

Slide 16 - Open question

In de achttiende eeuw schreef Belle van Zuylen in een brief aan een
vriendin: "Alle vermogens zijn bij man en vrouw oorspronkelijk dezelfde en als het verstandelijke vermogen bij mannen meer geperfectioneerd is, dan komt dat door studie en uitsluitend en alleen door studie." Je beweert dat Belle van Zuylen in deze brief:
1 verlicht denken toepaste op het terrein van sociale verhoudingen en
2 uitging van rationeel optimisme.
Ondersteun de beweringen telkens met een verschillend argument van Belle van Zuylen

Slide 17 - Open question