This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
De wetenschappelijke revolutie &
De Verlichting
Slide 1 - Slide
Doelen
Aan het einde van de les kan ik:
Verklaren waarom de wetenschappelijke revolutie plaats vindt
Verklaren hoe de Verlichting invloed had op:
Religie
Sociale verhouding
Politiek
Economie
Slide 2 - Slide
Kenmerkende aspecten
Kenmerkende aspecten:
De wetenschappelijke revolutie
Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.
Slide 3 - Slide
Wereldbeeld
Let op: de wetenschappelijke revolutie is tijdvak 6
Christendom bepaalt eeuwenlang het wereldbeeld
Humanisme, ontdekkingsreizen en uitvindingen zorgen voor een nieuw wereldbeeld
Copernicus: zon is middelpunt, niet aarde
Galileo: dankzij telescoop bewijs van Copernicus
Slide 4 - Slide
Revolutie
1450: boekdrukpers -> maakt verspreiding wetenschap mogelijk
Wetenschappers in de 17de eeuw gaan uit van natuurwetten
Voorbeeld: Isaac Newton -> bewijst zwaartekracht
Naast wiskundige en natuurkundige óók technologische ontwikkelingen
Huygens: slingeruurwerk
Dankzij wetenschappelijke revolutie vindt de Verlichting plaats
Slide 5 - Slide
Religie
Door wetenschappelijke revolutie en rationalisme ontstaat rationeel optimisme
Religie staat ontwikkeling ideeën in de weg
Gewetensvrijheid maakt Republiek centrale spil in verspreiding Verlichtingsidealen
Filosofen gaan verder dan Reformatie: christelijke god bestaat niet in die vorm
Deïsme: god als een horlogemaker
Spinoza: god is overal in de natuur
Slide 6 - Slide
Doelen
Aan het einde van de les kan ik:
Verklaren waarom de wetenschappelijke revolutie plaats vindt
Verklaren hoe de Verlichting invloed had op:
Religie
Sociale verhouding
Politiek
Economie
Slide 7 - Slide
Lesdoelen
Verklaren hoe de Verlichting invloed had op:
Religie: Twijfels over christelijke god zoals in de bijbel is beschreven: deïsme & uiteindelijk atheïsme -> Spinoza
Sociale verhoudingen: Kritiek op de standensamenleving & privileges standen -> mening van Voltaire en Rousseau
Slide 8 - Slide
Sociaal
Sinds middeleeuwen is Frankrijk een standensamenleving
Geestelijkheid en adel hebben privileges: géén belasting betalen
Voltaire: geen probleem, meerderheid moet geleid worden en is onbekwaam
Rousseau: ongelijkheid is onnatuurlijk -> verschillen komen uit prestaties niet afkomst
Slide 9 - Slide
Politiek
John Locke: volk en staat sluiten een sociaal contract
Overheid beschermt de rechten van het volk in ruil voor gehoorzaamheid
Als volk niet beschermd wordt mag deze in opstand komen (Plakkaat van Verlatinghe)
Rousseau: Een parlement moet in naam van het volk de algemene wil uitvoeren.
Het volk heeft hiermee de hoogste macht: de volkssoevereiniteit.
Montesquieu: Trias Politica
Slide 10 - Slide
Economie
Adam Smith: economie wordt aangedreven door onzichtbare hand
Door eigenbelang voorop te stellen groeit welvaart voor iedereen
Overheid mag zich niet bemoeien met economie: markt reguleert zichzelf
Voorstander van laissez-faire
Lockers: burgers mogen bezit beschermen tegen overheid
Smith en Locke zijn grondleggers van liberalisme
Slide 11 - Slide
Lesdoelen
Aan het einde van de les kan ik:
Verklaren hoe de Verlichting invloed had op:
Politiek: legitimatie komt van volk: sociaal contract (Locke) & volkssoevereiniteit (Rousseau)
Economie: vrijhandel & onzichtbare hand -> Smith en Locke
Slide 12 - Slide
Pétion de Villeneuve baseert zich op verlichte denkbeelden. Licht met een argument van Pétion de Villeneuve tegen de doodstraf toe op welk uitgangspunt van het verlichte denken hij zich baseert.
Slide 13 - Open question
In de achttiende eeuw schreef Belle van Zuylen in een brief aan een vriendin: "Alle vermogens zijn bij man en vrouw oorspronkelijk dezelfde en als het verstandelijke vermogen bij mannen meer geperfectioneerd is, dan komt dat door studie en uitsluitend en alleen door studie." Je beweert dat Belle van Zuylen in deze brief: 1 verlicht denken toepaste op het terrein van sociale verhoudingen en 2 uitging van rationeel optimisme. Ondersteun de beweringen telkens met een verschillend argument van Belle van Zuylen