Les 46 - Begrippen hfst 3

Welkom

Voordat de timer afgaat...

- Schrift, pen, leesboek en laptop (dicht) op tafel
- Jas uit
- Tas van tafel

timer
2:00
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom

Voordat de timer afgaat...

- Schrift, pen, leesboek en laptop (dicht) op tafel
- Jas uit
- Tas van tafel

timer
2:00

Slide 1 - Slide

Lesplanning
- Lesdoel
- Algemene info toetsweek
- Begrippen hfst 4
- Zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

Aan het einde van de les...
... kun je de volgende begrippen uit hoofdstuk 4 koppelen aan je boek


Slide 3 - Slide

Onderdeel 1: Fictiedossier
50% van je eindcijfer
Deadline: zondag 21 april 23;59


Onderdeel 2: Fictietoets
50% van je eindcijfer


Toetsvorm:
Je krijgt een leesfragment. Dit lees je als eerst en vervolgens beantwoord je de vragen die daarbij horen. De vragen gaan over de begrippen die je hebt toegepast in je fictiedossier.

Slide 4 - Slide

Op welke manieren kan een boek starten?

Slide 5 - Mind map

Verhaalbegin
1. Inleidend begin
- Het boek begint bij het 'begin': vertelt wat over de personages en de situatie waarin ze zitten

2. Midden in gebeurtenis(sen)
- Valt met de deur in huis: er is geen inleiding en pas na een tijdje weet je wie de personages zijn en wat er exact is gebeurd

3. Proloog
- Een apart hoofdstuk voordat het eerste hoofdstuk begint. Vertelt vaak iets over de afloop voor extra spanning. 

Slide 6 - Slide

Op welke manieren kan een boek eindigen?

Slide 7 - Mind map

Verhaaleinde
1. Gesloten einde
- Alle vragen die het boek had opgeroepen zijn beantwoord (duidelijk einde)

2. Open einde
- Afloop wordt niet verteld en een paar vragen zijn niet beantwoord (geen duidelijk einde)

3. Epiloog
- Hoofdstuk na het laatste hoofdstuk: sluit vaak aan bij proloog en is vaak een aantal jaar later

Slide 8 - Slide

Chronologisch - niet-chronologisch

Slide 9 - Mind map

Tijden
1. Chronologische volgorde 

Het verhaal wordt verteld in de volgorde waarin ze gebeurd zijn. 
- Terugverwijzing

Een personage verwijst (kort) naar iets wat eerder gebeurde. 

- Vooruitwijzing

Een mededeling over iets wat later gaat gebeuren (gedachte van een persoon)
2. Niet-chronologische volgorde

Het verhaal wordt verteld in een andere volgorde dan waarin ze gebeurd zijn
Flashbacks

Verhaal wordt onderbroken en gaat terug naar het 'verleden'. Dit is een langer stuk dan slechts een terugverwijzing!

Slide 10 - Slide

Welke perspectieven zijn er?

Slide 11 - Mind map

Vertelperspectief
  • Ik-vertelperspectief 
Je beleeft de gebeurtenissen vanuit de hoofpersoon. Je leest letterlijk: 'ik'. 
  • Hij/zij vertelperspectief 
Je beleeft de gebeurtenissen vanuit de hoofdpersoon, maar er wordt in de 'hij' of 'zij' vorm gesproken.
  • Alwetende verteller 
Weet alles van alle personages. Geeft soms ook commentaar op het verhaal. 
  • Wisselend (meervoudig) perspectief 
Verschillende personages wisselen elkaar af. Vertelperspectief kan dan ook wisselen. 

Slide 12 - Slide

Verteltijd en vertelde tijd 
Vertelde tijd = de tijd die in een verhaal voorbij gaat. 
- Dag benoemen, aantal jaar benoemen, tijd benoemen. 
- Verschilt per boek (soms jaren, soms dagen)

Verteltijd = de tijd die nodig is om het verhaal te lezen
- Uitdrukken in bladzijdes of aantal woorden

Slide 13 - Slide

Zelfstandig werken / verlengde instructie
Wat
Fictiedossier: 
- Begrippen 4 koppelen aan je eigen boek
Leg je antwoord altijd uit a.d.h.v. voorbeelden uit het boek

Hoe
Laptop
Schrift
Leesboek

Hulp
Leesboek 
Internet
Tijd
30 minuten
Klaar?
Goed! Lees zelfstandig verder uit je boek. 
timer
30:00

Slide 14 - Slide