This lesson contains 20 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
H1.3
Lezen
Welkom!
2HV
Slide 1 - Slide
Leerdoel
Aan het einde van deze § kan je;
''...'' leesstrategieën toepassen.
''...'' tekstverbanden herkennen.
''...'' tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen benoemen.
''...'' titel(s) herkennen en benoemen van het onderwerp.
''...'' de hoofdgedachte benoemen.
''...'' het vergelijkend tekstverband herkennen.
Planning
Terugblik
Leesstrategieën
Tekstverbanden
Tekstdoelen, -soorten en -vormen
Titel, onderwerp en hoofdgedachte
Boekopdracht 1
Huiswerk / Leestijd
Afsluiting
Slide 2 - Slide
Wat hebben we vorige week gedaan?
Slide 3 - Mind map
Slide 4 - Video
1.3 Lezen p.21-33
Leesstrategieën
Welke 4 waren er?
Verkennend (eerste indruk)
Nauwkeurig (begrijpen)
Zoekend (antwoord op vraag)
Studerend (informatie onthouden)
Bij verkennend nu ook de 1e zin van alle alinea's
-> Duidelijker beeld van onderwerp, tekstdoel en opbouw
Slide 5 - Slide
1.3 Lezen p.21-33
Stappenplan bij verkennend lezen
Lees de titel en de eerste en laatste alinea.
Lees tussenkopjes en vetgedrukte woorden.
Bekijk eventuele afbeeldingen.
Lees de bronvermelding.
Wat is het onderwerp?
Wat voor soort tekst is het?
Met welk doel is het geschreven?
Hoe is het opgebouwd? Is er een duidelijke inleiding of slot?
Wat is de bron en wie is de schrijver?
Slide 6 - Slide
1.3 Lezen p.21-33
Stappenplan bij nauwkeurig lezen
Lees de tekst zin voor zin aandachtig.
Let op informatie uit de inleiding en slot.
Wat is het belangrijkste dat wordt gezegd over het onderwerp?
Wat is de betekenis van belangrijke moeilijke woorden?
Wat is het verband tussen tekstdelen?
Slide 7 - Slide
1.3 Lezen p.21-33
Moeilijke woordenwijzer
Als je een moeilijk woord tegenkomt:
Is het woord belangrijk?
Ja? Kijk dan of je de betekenis uit de context kan halen. - Geeft de schrijver een omschrijving, voorbeeld of synoniem? - Staat in de context informatie die een aanwijzing geeft?
Weet je het nog niet? -> Woordenboek, of iemand uit je omgeving!
Slide 8 - Slide
1.3 Lezen p.21-33
Tekstverbanden
Tekstverband
Signaalwoorden
Voorbeelden
Opsommend
?
Tijdsvolgorde
?
Tegenstellend
?
Uitleggend
?
Redengevend
?
Concluderend
?
Vergelijkend
?
Slide 9 - Slide
1.3 Lezen p.21-33
Tekstverbanden
Tekstverband
Signaalwoorden
Voorbeelden
Opsommend
ten eerste, ook, eveneens, bovendien, verder, tevens, zowel ... als, ten slotte
Onze familie houdt zowel van hockey als van hardlopen.
Mijn zus Diana hockeyt bij UVC, maar ze wordt niet vaak opgesteld.
Uitleggend
bijvoorbeeld, dat wil zeggen, met andere woorden, zoals
Meisjes zoals Diana blijven toch positief.
Redengevend
want, omdat, daarom, immers, namelijk
Oom Ger doet nooit mee, hij leest namelijk liever.
Concluderend
dus, dan ook, concluderend, de slotsom is, hieruit volgt
Walter fietst liever dan dat hij rent, hij gaat dus op zondag meestal fietsen.
Vergelijkend
net als, zoals, evenals
Mijn moeder is net zo sportief als Diana.
Slide 10 - Slide
1.3 Lezen p.21-33
Tekstdoelen, tekstsoorten, tekstvormen
Een tekst kan meerdere doelen hebben, maar er is altijd één die het belangrijkst is.
Tekstdoelen
Tekstsoorten
Tekstvormen
Informeren
informatieve teksten
verslag
Overtuigen
betogende teksten
boekbespreking
Activeren
activerende teksten
advertentie
Amuseren
amuserende teksten
stripboek
Slide 11 - Slide
1.3 Lezen p.21-33
Titel(s) en onderwerp
Titel (soms letterlijk het onderwerp, bijna altijd een aanwijzing hiernaar)
Ondertitel of boventitel(in kranten en tijdschriften, duidelijkheid over onderwerp)
Pasvorm
Waarom veel bestelde kleding retour gaat
Slide 12 - Slide
1.3 Lezen p.21-33
Hoofdgedachte
Het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt.
Vaak in de inleiding of het slot.
Hoe je de hoofdgedachte formuleert hangt af van de tekstsoort.
Informatieve tekst: altijd feitelijke informatie. - Bijv.: Onderzoek toont aan dat extreem weer voor de helft het gevolg is van opwarming van de aarde.
Betogende tekst: altijd een mening, meestal gevolgd door belangrijkste argument. - Bijv.: Alle visserij in de Middellandse Zee moet direct worden verboden, anders is er binnenkort geen vis meer over.
Slide 13 - Slide
Boekopdracht 1 - 'Schrijf een brief aan de schrijver, het hoofdpersonage of je docent'
Voor deze opdracht ben je natuurlijk een leesboek nodig. Als tweedeklasser kies je minimaal voor een niveau 2 boek.
https://12-15.jeugdbibliotheek.nl/home.html
Wat doe je? - Je schrijft een mooie, verzorgde brief volgens de briefconventies aan één van de personages, de schrijver/schrijfster of aan je docent.
Hoe ga je te werk?
Lees een boek helemaal uit;
Schrijf een brief aan de schrijver, het hoofdpersonage of aan je docent;
Je brief heeft een inleiding waarin je de aandacht van de lezer trekt. Doe dit door de lesstof toe te passen (onderwerp aankondigen, aanleiding noemen, kort grappig verhaaltje of een vraag);
Je brief heeft 3 deelonderwerpen en dus in totaal 5 alinea's. De deelonderwerpen zijn: a. Hoofdpersonages en bijfiguren; b. Ruimte(s); c. Jouw mening over het boek met argumenten daarbij.
Je brief heeft een slot. Pas de lesstof toe (korte samenvatting, conclusie of antwoord op de vraag uit de inleiding).
De brief moet een bepaald aantal woorden bevatten. Havo: tussen de 500 en 650 woorden; VWO: tussen de 650 en 700 woorden.
Slide 14 - Slide
Boekopdracht 1 - 'Schrijf een brief aan de schrijver, het hoofdpersonage of je docent'
Hoe wordt er nagekeken?
- Je brief moet een inleiding, kern (3 alinea's met elk een deelonderwerp) en een slot bevatten.
- Aan je brief moet ik kunnen zien dat je het boek écht gelezen hebt. Bijv. door vragen die je stelt die echt over het boek en verhaal gaan. Zorg ook dat het einde van je boek beschreven is.
- Ik let op (werkwoord)spelling, interpunctie en hoofdletters.
- Ik let op zinsbouw. Je zinnen moeten goed lopen.