Over Taal synoniemen, vaktaal, leenwoorden

Welkom bij Nederlands 
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands 

Slide 1 - Slide




LESDOEL:
Update spreekbeurt
Over Taal: examenwoorden
Synoniemen
vaktaal

Slide 2 - Slide

Over welk onderwerp gaat jouw spreekbeurt?

Slide 3 - Open question

Synoniemen                                       Vorig jaar heb je geleerd wat synoniemen zijn: woorden die ongeveer dezelfde betekenis hebben. 

voorbeeld
Rachid kwam in een stevige regenbui terecht. 
Binnen vijf minuten was hij doorweekt
Hoewel hij kletsnat was, bleef hij vrolijk. 
  • Doorweekt en kletsnat zijn synoniemen. Deze woorden betekenen ongeveer hetzelfde: helemaal nat.

Slide 4 - Slide

Vaktaal 
Elk beroep heeft woorden die speciaal bij dat vak horen. Zulke woorden noem je vaktaal. 


Vaktaal van de kapper: permanenten, touperen, krulsterkte.  
Vaktaal van een automonteur: brug, cilinder, carrosserie.  
Vaktaal van een arts: diagnose, fractuur, infectie.

Slide 5 - Slide

Wat is vaktaal van een bakker/ kok? Noteer 2 woorden

Slide 6 - Open question

Als mensen met hetzelfde beroep vaktaal gebruiken, begrijpen ze elkaar snel. 
Maar voor buitenstaanders is die vaktaal vaak moeilijk te begrijpen. Gebruik vaktermen alleen als je zeker weet dat de ander die woorden kent. Anders kun je beter ‘gewone’ woorden gebruiken. Of leg de vaktermen uit. 

Slide 7 - Slide

Leenwoorden
 Als mensen uit verschillende landen met elkaar in contact komen, maken ze kennis met nieuwe dingen. Denk maar aan een gerecht, kledingstuk of techniek. Daarvoor bestaan in hun eigen taal nog geen woorden. Vaak wordt het woord uit de vreemde taal dan overgenomen.

Slide 8 - Slide


Het Nederlands heeft veel leenwoorden. Bijvoorbeeld: 
uit het Engels: plastic, flat, computer 
uit het Frans: ambulance, cadeau, chauffeur 
uit het Duits: schnitzel, sowieso, überhaupt 
uit het Arabisch: alcohol, matras, safari 
uit het Latijn: datum, museum, aquarium
LEENWOORDEN

Slide 9 - Slide

Aan het werk!
Over Taal: 
  • Blok 1: Yasmijn, Dorian, Jordie, TImo, Damian, Sam, Dylan, Hanna, Boaz
  • Blok 2:  Ilse, Inge, Noëlle, Lucas, Merel, Matthew, Peter, Sietze, Hielkje
  • Blok 3:  Peter, Hielkje

Slide 10 - Slide

Huiswerk voor de volgende keer:
( Maandag 17 mei) 
Over Taal blok 2 en 3  afhebben

Slide 11 - Slide