3.2 Persoonsvorm in de verleden tijd

Nederlands


Niveau 4
Periode 2
0PW3 / 0PK4 / 0MZ4
Esther Kamphuis
Studiejaar ' 20-'21





1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands


Niveau 4
Periode 2
0PW3 / 0PK4 / 0MZ4
Esther Kamphuis
Studiejaar ' 20-'21





Slide 1 - Slide

Inloggen bij LessonUp
Via de app van LessonUp 
 www.lessonup.app

Inlogcode wordt vermeld in de chat

Slide 2 - Slide

Deze les:

  • Blik op de studiewijzer

Vandaag:
Hoofdstuk 3 grammatica
paragraaf 3.2 Persoonsvorm in de verleden tijd

Lesdoel:
Je weet aan het einde van de les hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd dient te schrijven.

Slide 3 - Slide

Warming-up:
Welke regel(s) ken je bij de schrijfwijze voor de persoonsvorm in de verleden tijd?

Slide 4 - Mind map

Sterke werkwoorden
De klinker verandert in de verleden tijd.
lopen - liepen
Ida kijkt in haar agenda – Ida keek in haar agenda
De directie vindt het een goed voorstel – De directie vond het een goed voorstel

Verleden tijd: nooit, maar dan ook nooit -dt!
Je schrijft het zo eenvoudig mogelijk.

Slide 5 - Slide

Zwakke werkwoorden
De klinker verandert niet, maar er komen letters achter de ik-vorm.
Enkelvoud: ik-vorm + -te of + -de
Meervoud: ik-vorm + -ten of + -den

Sommige werkwoorden gebruiken –te(n) en andere gebruiken –de(n).


Voorbeelden:
ik dans - ik danste
Rita werkt - Rita werkte


Slide 6 - Slide

Wat zijn de stappen van het TaXi KoFSCHiP?

Slide 7 - Open question

Voorbeeld:
Mijn vriend juichde/juichte bij elke voetbalwedstrijd.

hele werkwoord = juichen
-en eraf halen --> juich
de H zit in het TaXi KoFSCHiP
dus --> te
juichte

Slide 8 - Slide

Maar wanneer –te(n) en wanneer –de(n)?

Soms kun je twijfelen. Gebruik dan de letters t x f k s ch en p (‘t ex fokschaap).
Eindigt het werkwoord zonder –en op een van die letters?  dan +te
ik juichte
 Eindigt het werkwoord zonder –en op een andere letter?  dan +de
ik vertelde

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

bereidden
bereidde
Mijn schoonouders .................................(bereiden) het avondeten voor.

Slide 11 - Drag question

Verklaar de verschillende schrijfwijze van de persoonsvorm.
Haar ouders testen zich morgenochtend hopelijk negatief op het coronavirus.

Zij testten zich gisteren negatief op het coronavirus.

Slide 12 - Slide

Anna ................ (vermoeden) al dat er iets aan de hand was.
(vul de juiste vorm van de verleden tijd in)
A
vermoede
B
vermoedde
C
vermoedden
D
vermeed

Slide 13 - Quiz

Pas op! 
  • ik beloof (f zit in ‘t ex-fokschaap), maar ik beloofde.
Ga uit van de laatste letter in het hele werkwoord voor de –en: belov-en.
reizen: ik reisde.
durven: ik durfde


  • Als ik-vorm eindigt op een t of d krijg je dd of tt.
ik raad-de
we wacht-ten

Slide 14 - Slide

Oefenen: vul de persoonsvorm in de verleden tijd in
  1. Zij ................ (verhuizen) naar de andere kant van het land.

  2. De schoonmaakster ...................(schrobben) de vloer van de keuken.

  3. Ik .....................(passen) na deze zomer niet meer in die broek.

  4. De dieren ...............................(overleven) deze barre tocht.

Slide 15 - Slide

Aan de slag!
Grammatica hoofdstuk 3, paragraaf 3.2 opdracht 1 + 2

Blauw/Rood? Trainer werkwoordspelling. 

Straks: 
Korte vooruitblik --> voltooid deelwoord + opdracht 1 van paragraaf 3.3



Extra uitleg via een filmpje:
https://www.youtube.com/watch?v=HdFg2LMH0s0

Slide 16 - Slide