Les werkwoordspelling: verleden tijd

Welkom!
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen?
- Korte terugblik op vorige week
- Uitleg persoonsvorm verleden tijd
- Gezamenlijk opdracht maken
- Opdracht Starttaal
- Gezamenlijk afsluiten

Pak ook je boek op bladzijde 65, 66, 67 erbij!

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
- Aan het einde van de les weet je welke stappen je moet zetten om de persoonsvorm in de verleden tijd juist te schrijven.
- Aan het einde van de les kun je het 't ex-fokschaap uitleggen.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Vorige week: tegenwoordige tijd
Weet je nog...

... hoe je de persoonsvorm vindt?
... of het vindt jij of vind jij moet zijn? En waarom?
... of het jij vindt of jij vind moet zijn? En waarom?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Vorige week: tegenwoordige tijd
... hoe je de persoonsvorm vindt?
Verleden tijd zetten, een vraagzin maken of in het meervoud/enkelvoud zetten
... of het vindt jij of vind jij moet zijn?
vind jij,           want: smurf jij
... of het jij vindt of jij vind moet zijn?
jij vindt,           want: jij smurft

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Persoonsvorm verleden tijd
Ik loop > ik liep
ik zing > ik zong
ik kijk > ik keek
ik vind > ik vond

Sterke werkwoorden
Veranderen van klank, schrijf je zo kort mogelijk

Slide 6 - Slide

zeggen
lezen
kiezen
geven
Persoonsvorm verleden tijd
Zwakke werkwoorden schrijf je in de verleden tijd als
ik-vorm        + te(n) of de(n)

ik fiets          ik fietste
zij praat       zij praatte
ik voel             ik voelde
wij melden            wij meldden (want de ik-vorm is meld)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Is het +te(n) of +de(n)?
Juichte of juichde?
blafte of blafde?
't ex-fokschaap
- Haal van het hele werkwoord -EN af
- Is de laatste letter een t x f k s ch of p, dan gebruik je  
de ik-vorm +te(n)
- Zo niet, dan schrijf je de ik-vorm +de(n)

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeldje:
Is het juichte of juichde?

hele werkwoord is juichen
haal -en eraf: juich
eindigt op CH, dus +te
= juichte

Is het dan blafte of blafde?

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Let op:
Is het beloofde of beloofte?
Is het reisde of reiste?

beloven           belov       dus +de            = beloofde
reizen            reiz        dus +de            = reisde

Kijk dus altijd naar het hele werkwoord!

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Korte oefening:
5 minuutjes

  1. Mijn zusje en ik (dansen) de hele avond.
  2. De docent (praten) veel tijdens de les.
  3. Voor zijn werk (verhuizen) hij naar Amerika.
  4. Hij (vergeten) dat hij een afspraak had om tien uur.
  5. Zij (delen) altijd alles, nu niet meer.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Korte oefening:
5 minuutjes

  1. Mijn zusje en ik dansten de hele avond.
  2. De docent praatte veel tijdens de les.
  3. Voor zijn werk verhuisde hij naar Amerika.
  4. Hij vergat dat hij een afspraak had om tien uur.
  5. Zij deelden altijd alles met elkaar, nu niet meer.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Zelf aan de slag!
Op Starttaal:
Starttaal online > 2F > taalverzorging >
werkwoordspelling > verleden tijd
Maak opdracht 1 tot en met 5;

Heb je het af? Ga dan verder met 2F > taalverzorging > instaptoets
 Nulmeting
of 2F > taalverzorgingwerkwoordspelling > tegenwoordige tijd

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen:
- Aan het einde van de les weet je welke stappen je moet zetten om een werkwoord in de verleden tijd juist te kunnen schrijven.

- Aan het einde van de les kun je het 't ex-fokschaap uitleggen.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Tot volgende week!

Slide 15 - Slide

This item has no instructions