LW3 Cellen

Doel van deze les...
na deze les vertel je
  • welke kenmerken de cel, celmembraan en celkern hebben
  • de reden waarom een cel zich deelt
  • welke vier celfuncties er bestaan
1 / 24
next
Slide 1: Slide
AnatomieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Doel van deze les...
na deze les vertel je
  • welke kenmerken de cel, celmembraan en celkern hebben
  • de reden waarom een cel zich deelt
  • welke vier celfuncties er bestaan

Slide 1 - Slide

Cellen
  • De cel is de kleinste levende eenheid
  • De cel bestaat uit een celmembraan, vocht en celorganellen
  • Chromosomen laten de cel weten wat het moet doen
  • Door celdeling kan de cel zich reproduceren

Slide 2 - Slide

Celkern
  • de celkern is dubbelwandig
  • binnen bevindt zich het erfelijk materiaal
  • alle lichaamscellen hebben 46 chromosomen
  • een eigenschap wordt bepaald door één of meerdere genen van een chromosoom
  • chromosomen zijn opgebouwd uit lange ketens met moleculen (DNA), die coderen voor eiwitten
  • eiwitten geven de cel zijn instructies

Slide 3 - Slide

Hoeveel chromosomen telt elke cel?
A
92
B
46
C
23
D
2

Slide 4 - Quiz

Wat zit er binnen in de cel?
A
niets
B
alleen water
C
vocht en organellen
D
vocht en de celkern

Slide 5 - Quiz

Celorganellen
Celorganellen zijn kleine onderdelen van de cel. Ze helpen de cel zijn taak goed uit te voeren:
  • de juiste instructies geven (celkern)
  • energie opwekken
  • stoffen opbouwen die de cel nodig heeft en afbreken waar de cel vanaf moet: stofwisseling (metabolisme)

Slide 6 - Slide

Signaal
Membraaneiwitten met een signaalfunctie dienen als zintuigen van de cel en zorgen voor...
  • de lichaamseigen cel herkenning
  • communiceren met andere cellen
  • het doorgeven van signaalstoffen (hormonen)

Slide 7 - Slide

Hoeveel cellen telt je lichaam?
A
65 duizend
B
65 miljoen
C
65 miljard
D
65 biljoen

Slide 8 - Quiz

Welke menselijke cel is de grootste?
A
een spiercel
B
een eicel
C
een botcel
D
een rode bloedcel

Slide 9 - Quiz

1.2 | Van cellen naar orgaanstelsels

Slide 10 - Slide

Celmembraan
  • dubbelwandig
  • half-doorlaatbaar (semipermeabel)
  • eiwitten met een transportfunctie
  • eiwitten met een signaalfunctie

Slide 11 - Slide

Transport
  • zuurstof en kooldioxide gaan door drukverschil door de celmembraan
  • kost de cel geen moeite (passief transport)
  • deze vorm van transport heet diffusie

Slide 12 - Slide

Transport
  • water gaat door drukverschil door de celmembraan
  • kost de cel geen moeite (passief transport)
  • deze vorm van transport heet osmose

Slide 13 - Slide

Transport
  • alle andere (grotere) stoffen kunnen niet door de celmembraan
  • membraaneiwitten regelen de in- en uitlaat
  • kost de cel wel moeite (actief transport)
  • actief transport kan alleen plaatsvinden als de cel genoeg energie heeft

Slide 14 - Slide

Noem een reden waarom cellen moeten kunnen delen

Slide 15 - Open question

Celdeling
Nieuwe cellen heb je nodig om te kunnen...
  • groeien
  • ontwikkelen
  • herstellen
  • voortplanten

Slide 16 - Slide

celdeling
Cellen delen zich door een exacte kopie van zichzelf te maken. Hierdoor heeft de dochtercel identieke eigenschappen als de moedercel.

Deze celdeling wordt mitose genoemd.

Slide 17 - Slide

gen
dna
diffusie
organel
membraan

Slide 18 - Drag question

Celfuncties
Ieder mens begint als bevruchte eicel.
Door celdeling ontstaat er een klompje cellen.

Deze groeien uiteindelijk uit tot een volledig mens.


Slide 19 - Slide

Celfuncties
Elke lichaamscel voert één van deze vier functies uit...
  • bedekken
  • steunen
  • bewegen
  • reageren

Slide 20 - Slide

Welke cellen zijn zenuwcellen?
A
B
C
D

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Video

Welke stof gaat via osmose door de celmembraan?
suiker
zuurstof
water

Slide 23 - Poll

Welke informatie was nieuw en ga je bewaren?

Slide 24 - Slide