Paul pakt een groot stuk pizza.
Hij zegt: 'Mijn broer Jos uit Spanje komt volgende week vrijdag.'
'O, wat leuk!' zegt Paula. 'Ik wil je broer graag zien.
We kunnen samen Spaans praten!'
Paul pakt nog een stuk pizza. Hij lacht.
'Jij moet geen Spaans praten,' zegt hij. 'Jij moet Nederlands praten.'