This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
LE11 Les 2
Inhoud
Hoe word ik beoordeeld?
LVF voorblad (vervolg: consequenties voor de les)
Huiswerk vorige week
- Sl als lesgever;
2. Beginsituatie,
lezen pagina 39+40
- Sl als lesgever;
3. Doelstellingen,
lezen pagina 64-67
Slide 1 - Slide
Hoe word ik beoordeeld?
LE11
- LVF'en 1+2 lessenreeks LA (= 75%)
- Externe beoordeling (=25%)
LE12
- LVF'en 3+4 lessenreeks LA (= 50%)
- Interne beoordeling (=50%)
Wie beoordeelt ?
- LVF'en docent DID
- Extern begeleider LA
Wie beoordeelt ?
- LVF'en docent DID
- Intern
Slide 2 - Slide
Beoordelen lesgeven
- beoordeling als examen
- twee categorieën
- schaal 1-5
- enkele categorieën bespreken
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Beoordeling Proeve van Bekwaamheid kerntaak 1
Uit welke werkprocessen bestaat de beoordeling van het praktijk gedeelte van het examen ?
A
Uitvoeren,
Aandacht en begrip tonen
B
Uitvoeren,
Coachen en begeleiden
C
Presenteren,
Aandacht en begrip tonen
D
Presenteren,
Coachen begeleiden
Slide 5 - Quiz
Beoordeling Proeve van Bekwaamheid kerntaak 1
Wat is een competentie?
A
Een vaardigheid
B
Een toernooischema
C
Gericht zijn op presteren
D
Intelligentie
Slide 6 - Quiz
Beoordeling Proeve van Bekwaamheid kerntaak 1
Waarom wordt het beoordelingsprotocol van het examen gebruikt voor een lesbeoordeling in het onderwijs?
A
Om het lesgeven moeilijker te maken
B
Om je uit te dagen jezelf te testen op examenniveau
C
Om het lesgeven makkelijker te maken
D
Om jouw een realistisch beeld te geven van jouw lesgeefkwaliteiten
Slide 7 - Quiz
Beoordeling Proeve van Bekwaamheid kerntaak 1
Wanneer wordt bij jouw lesgeven de competentie Presenteren beoordeeld..?
A
Voorafgaand en tijdens de les
B
Tijdens en na afloop van de les
C
Voorafgaand en na afloop van de les?
D
Voorafgaand, tijdens en na afloop van de les?
Slide 8 - Quiz
Beoordeling Proeve van Bekwaamheid kerntaak 1
Wat zijn agogische werkvormen?
A
Werkvormen waarbij jij helpt
B
Werkvormen waarbij jij toekijkt
C
Werkvormen die leiden tot het veranderen van gedrag
D
Werkvormen die deelnemers zelfstandig kunnen uitvoeren
Slide 9 - Quiz
Beoordeling Proeve van Bekwaamheid kerntaak 1
Tot welk werkproces behoort de competentie 'organisatie en veiligheid' ?
A
Coachen en begeleiden
B
Uitvoeren
C
Beide, zowel A als B
D
Geen van beide
Slide 10 - Quiz
Beoordeling Proeve van Bekwaamheid kerntaak 1
De deelnemer neemt een lange aanloop maar komt steeds niet goed uit bij de minitramp. De lesgever grijpt in en verkort de aanloop.
Welke competentie wordt hier bedoeld?
A
Begeleiden: past agogische werkvormen toe
B
Begeleiden: past zijn gedrag flexibel aan de deelnemers aan
C
Organisatie en veiligheid:
houdt toezicht op verantwoord gebruik van materialen
D
Organisatie en veiligheid: Observeert de deelnemers en past de activiteiten hierop aan
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
Beoordeling Proeve van Bekwaamheid kerntaak 1
Wat betekent:
"...de lesgever stemt coaching en begeleiding af..."
A
De lesgever heeft een duidelijke stem
B
De lesgever probeert aan te sluiten bij de leeftijdskenmerken van de deelnemers
C
De lesgever kiest activiteiten die de deelnemers graag willen doen
D
De lesgever laat deelnemers bepalen welke oefeningen ze doen
Slide 13 - Quiz
Beoordeling Proeve van Bekwaamheid kerntaak 1
Wat betekent:
"... toont belangstelling, begrip en respect voor de waarden en normen van de deelnemers".
A
De lesgever heeft een duidelijke stem
B
De lesgever probeert aan te sluiten bij de leeftijdskenmerken van de deelnemers
C
De lesgever kiest activiteiten die de deelnemers graag willen doen
D
De lesgever laat deelnemers bepalen welke oefeningen ze doen
Slide 14 - Quiz
Beoordeling Proeve van Bekwaamheid kerntaak 1
Wat betekent 'doelgericht presteren' in
"... blijft doelgericht presteren bij onvoorziene situaties en bij tegenslag."
A
De lesgever blijft de groep vermaken
B
De lesgever blijft in zijn handelingen gericht op het realiseren van de doelstelling
C
De lesgever past zijn lesdoelstelling aan
omdat de deelnemers de focus kwijt zijn
D
De lesgever stopt de les en laat deelnemers kiezen wat ze willen doen...
Slide 15 - Quiz
Bij een oneven aantal deelnemers maakt de docent één drietal en positioneert ze in een driehoek.
De opdracht is voor iedereen hetzelfde: met de bovenhandse techniek bij volleybal in 2x spelen (één keer voor jezelf, dan naar de ander) met een ruime boog naar de ander. Over en weer over een afstand van 3 meter. Bij het drietal loopt de oefening niet. De lesgever verandert de opstelling en zet een tweetal tegenover één. Het tweetal wisselt elkaar af en zo vervolgen ze de oefening...
Welk element van vakdeskundigheid gebruikt de lesgever ?
A
Vakdeskundigheid toepassen:
coacht en begeleidt deelnemers op technisch of tactisch gebied
B
Vakdeskundigheid toepassen:
beantwoordt vragen, geeft feedback, advies en informatie op technisch en tactisch gebied
C
Vakdeskundigheid toepassen:
stimuleert of coacht tot betere prestaties
D
Vakdeskundigheid toepassen:
signaleert en interpreteert gedrag en speelt hier indien nodig op in
Slide 16 - Quiz
LE11 Les 2
Consequenties
van de les
Slide 17 - Slide
Beginsituatie set up bij volleybal (voorbeeldles)
Lesopbouw:
- swu gericht op voeten- en handen, licht>matig intensief
- kern structureren beweging en individuele aandacht, licht intensief
- eindvorm spelplezier, rally's, coach
Organisatie:
- kleine groepen, differentiëren na intro kern
Bewegingsvormen:
- game-like, keuzemogelijkheden bieden
Didactische werkvormen:
- swu + kern instructievorm
- eindspel coachvorm
Slide 18 - Slide
Consequentiesvan de les
Sl als lesgever, pag 39+40
Slide 19 - Slide
Consequentiesvan de les
Sl als lesgever, pag 39+40
Slide 20 - Slide
Consequenties voor de les
Stelling 1: De beginsituatie van de groep heeft consequenties voor de les Stelling 2: De beginsituatie van het individu heeft geen consequenties voor de les Stelling 3: De kolom 'consequenties voor de les' is een gedetailleerde weergave van de les vanuit een helikopterview Stelling 4: De randvoorwaarden behoren tot de algemene beginsituatie van de groep
A
Stelling 1 en 2 zijn waar.
Stelling 3 en 4 zijn niet waar
B
Stelling 1 is waar.
Stelling 2, 3 en 4 zijn niet waar
C
Stelling 1 en 3 zijn waar.
Stelling 2 en 4 zijn niet waar
D
Stelling 1 en 4 zijn waar.
Stelling 2 en 3 zijn niet waar
Slide 21 - Quiz
Doelstelling les: BWOM geformuleerd
Doelstelling lessenreeks: algemeen geformuleerd
De tackle bij rugby
Een motorische doelstelling
kunnen toepassen
in een oefenvorm op een traag dribbelende tegenstander
...vanuit een voldoende lage heuppositie, armen op heuphoogte of lager, hoofd boven de achterste arm en de tegenstander liften.
50% vd deelnemers
Sl als lesgever, pag 64-67
Waarom doelstellingen?
- gedragsverandering controleren
- professionelke aanpak
- verantwoording
Slide 22 - Slide
Voorbeeld doelstelling. Aan het einde van de les kan 75% van de deelnemers de wreeftrap bij voetbal als voorzet uitvoeren waarbij het standbeen steeds vlak naast de bal wordt geplaatst en de bal met de bovenkant van de voet wordt geraakt. De voet moet daarbij naar opzij wijzen.
De kwalitatieve minimale eis is dan...
A
75% van de deelnemers
B
als voorzet uitvoeren
C
standbeen naast de bal plaatsen
D
de bal met de bovenkant van de voet raken
Slide 23 - Quiz
Voorbeeld doelstelling. Aan het einde van de les kan 75% van de deelnemers de wreeftrap bij voetbal als voorzet uitvoeren waarbij het standbeen steeds naast de bal wordt geplaatst.
"Als voorzet" is...
A
de omstandigheid
B
de bewegingsvorm
C
de situatie
D
de voorwaarde
Slide 24 - Quiz
Op het LVF wordt gevraagd, bij het formuleren van de doelstelling, om de situatie te beschrijven.